
C O N V A L L A R I A majafis.
L e lie der Dalen.
Caroonlyk Lilium Convallium.
Hoogduitsch May-blumchen, Mayzaucken.
Engelsch Lily convally, May-lily.
Nederduitf:he Bynaamcn Lely convaly, Zegeltjes, Maybloemen.
Bloeit May. 71
He x a n d r ia Mo n o g v n ia . Z e sm a n n ig e E enw y v ig e .
Ord. Nat. linn. xi. Sarmentacea.
Geslagts Kenmerken. Corolla fexfida, zesfpleetige Bloemkrant. a. Bacca maculofa,
gevlekte Bezie. b. 3 locularis,. met 3 hokjes, o.
Soortelyke Kenmerken. Scapo nudo, met een naakten Bloemfleng.
De Bloemfleng is halfrond, en de Bladen zyn ovaal. De Bes is gevlekt voor zy ryp is, ’t
. geen eerst m den Herft gefchiedt. Wanneer de Beziën dwars doorgefneeden worden
J'chynen fommigen 4 hokjes te hebben, {zo, als ook by de afbeelding is aangeweezen) naardien
men 4 Zaaden ziet; maar indien mendeeze Zaaden uitligt, blyven ’er drie hokjes
over, die zeer wel onderfcheiden zyn; en men ontdekt, dat ’er in één hokje 2 Zaaden
zitten, waar van het èéne verdrongen wordt. De meeste Bloemen verwelken, zonder
Vrueht voorttebrengen. Het Zaad. d.
Groeiplaatsen. In Bosfchen en op beicliaduwde plaatfën.
Aan den Berg by Rheenen -j, In den Haarlemmer Hout ten-Zuiden van de Herbergen
f in het Haagsche Bosch f in het Mast- en LiEs-bosch by Breda -j-_Buiten
Groningen op de Mickelhorst op de Cingel, en in ’t Land aan de Westkant. In Zwart-
zenburgs Bosch, en b y .C uykhqrne in het voormalig Friesland. Op Klaarenbeek
Roozendaal, Doornweerd, en verdere Bosfchen rondom Arnhem, in het Bosch van
Schaffelaar b y Barneveld , op Randenbroek by Amesfoort , in de Bosfchen van.
Driebergen, aan de Bildt by Utrecht,, en op meer andere fchaduwachtige plaatfen.
Eigenschap. De reuk der Bloemen is flreelfende, vlug,, en veroorzaakt eene zwaarte ip
het hoofd: de fmaak van. Bloem en Kruid, bitter, fcherp, walgachtig,
Kra&t . De verfche Bloemen werken op het Zenuwgeflèl, zyn flaapverwekkend, kramp-
ftillende, doch van korten duur, — De gedroogde Bloemen en Bladen hebben een prikkelend
vermogen, en door de neus opgetrokken, doen z y niezen.
Hdishoud'elyk Gbbrdik. Men heeft fómwylen in fcliaarfclie tyden den Wortel in
plaats van Brood gebruikt, (brugmans) In de Weiden voor onkruid te houden; ^dezelfde.),
nogtbans wordt het door Schaapen en Geiten gegeeten. (reuss) De Bladen voor half
Jttny geplukt, waarby fommigen ook den Wortel voegen, geeven eene fraaije geele v eiwr
(gunner) en met kalk bereid, ook eene fchoone groene, kleur. (haller-J