
B R O M Ü S flerîlis,
Schrak Dravik.
Hoogduitseh. Dunnkömige Trespe. Tauber Tresp.
Engels ch. Barren Brome-grafs.
Bloeit Juny en July. O ,
T k.iandr.ia D ig y n ia , D r iem an n ig e T weew yvig e I
Ord. Nat. linn. IV. Graminal
Geslagts Kenmerken. Cal. s* v alvis, Kelk befaande uit twee klepjes a. Spicula
oblonga, teres_, difficha, het Airtje langwerpig, rond, welks Bloemtjes in twee reijen flaan-,
Arista infra apicem, de Naald, uitgaande beneden den fpits tan het buitenjle Bloemblaadje
o f klepje b .b .
Soortelyke Kenmerken. Panicula patula, met eene Pluim zich wyd openende. Spi-
culis oblongis, distichis, langwerpige airtjes in twee reyen c. c. Glumis fubulato -ariftatis.
met elsvormig'genaarde Kafblaadjes.
Deze foort heeft de gedaante.van den Hater-, doch is -hier van ligt te onderhennen
door den regten^ en niet gedraaiden Naald. De Air uit gebloeid hebbende wordt
paarsch. De rist (Rachis) van de Bloemen ontdaan afgebeeld by d. Het Zaad of
Graankorrel e. Het Zaad wordt ctikwyls niet ryp.
Groeiplaatsen. Langs de wegen : in ruigten en heggen: ook op fchrale gronden.
Algemeen over de gehele Republiek. 1 s
Hüishoüdelyk Gebruik. Een onkruid op Akkers en Bouwlanden,
nog geen nuttig gebruik bekend is.
waar van tot