! f
jiarcissus f seudo-narcissus
major maximus. 7 bicolor 3oÎm Korsfield. 7 moschatus albicans.
E N K E L E T R O M P E T - N A R C I S S E N .
I. major maximus.
Het is wel opmerkelijk, dat tot cle boste thans bekende geel-.
bloemige Trompetnareissen nog steeds in de eerste plaats gere-
kend v?ordt de welbekende Narcissus maximus (fig. 1), die al
vddr meer dan twee eeuvven in Holland en Engelaiid in de
tainen werd aangetroffen. Ongetwijfeld is het een zeer sterk
bewijs voor de voortreffelijkheid dezer verscheidenheid, dat zo
zieh naast terecht beroemde nieuwere soorten nog steeds met
eere lieeft weten te handhaven. Voornanieiijk inoet dit voorzeker
worden toegeselireven aan de constant blijveudc donkergele kleur
der bloemen, waardoor maximus zieh van andere gele Tronipet-
naicissen onderscheidt. Ook de vonn der bloein is zeer eigen-
aardig; immors verwijdt zieh de bijkroon vri.i snel oin zeer wijd
uit te loopen. Op de plaat is het geheelo karaktcr dezer verscheidenheid
zeer goed weergegeven, ofsehoon daar het eigenoavdig
draaien, waardoor de bladeren zieh van die van alle andere
Trompetnareissen onderscheiden, slechts gedeelteliik is uitgedrukt.
Van Narcissus maximus vindt men reeds gewag gemaakt in
het begin der 17o eeuw. Of ook PARKINSON haar gekend heeft,
mag betwijfeld worden. Wel beschrijft hij als „the great j'ellow
Spanish Daffodill” een Narcis, die levendig aan de hier besproken
vorm doet denken; doch vermoedelijk geldt zijno beschrijving
do oovspronkelijke A. Pseudo-narcissits major, waarvan maximus
als een vcrbeterde vonn te beschouwen is. Voliiit zou de naani
der afgebeelde veischeidenheid dus moeten luiden, gelijk zij
hierboven op den titcl werd geplaatst; maar in het dagolijksdi
leven is de aanduiding Aora'ssMS maa'imMs voldoende, om iederen
kweeker of liefhebber in staat te stellen, te weten wat er be-
doeld wordt.
2. bicolor John Horsfield.
In tegenstelling met de beide andere op deze plaat voorge-
stelde Narcissen, is A. bicolor „John Horsfield" (fig. 2), van den
lateren tijd.
Deze fraaie vorm van de tweekleurige Trompetnarcis werd
uit zaad gewonnen door cen wever in Lancashire (Engeland)
na Wiens dood de geheele voorraad, welke hij ervan bezat, ten
getale van 28 bollen, voor { 0,90 per bol werd verkocht. Men
noemdo ze toen naar den winner Horsfieldii, doch het internationale
Narcissen-Oongres, te London gehouden, registreerde deze
verscheidenheid als „John Horsfield”, gedaehtig aan deafspraak,
dat geen latfinsche namen behooren te worden gegeven aan
tuinvormen.
Evenals andere bicolor-verscheidenhcden kenmerkt zieh deze
Narcis door een tweekleurig bloemdek waarvan de slippen zuiver
wit, de bijkroon geel van kleur is. Nog altijd is deze verscheidenheid
voor de ineest uiteenloopende doeleinden zeer gezocht.
Vooral voor vervroeging is „John Horsfield" bizonder geschikt,
hetgeen samenhangt met den betrekkelijk vroegen bloei dezer
soort op het veld.
3. moschatus albicans.
Evenals A. maximus reeds meer dan twee eeuwen bekend,
is A. moschatus albicans (fig. 3), heden ten dage een zeer gezechte
haiidelssooi't. Hare sierlijk gevormde bloemen die b ij ’t ont-
luiken zeer licht geelachtig getint, ja, bljna zuiverwit zijn, althans
bij kunstmatige vervroeging wel zuiverwit genoemd mögen
worden, verspreiden een aangenamen gear.
Het is een verscheidenheid welke in Nederland reeds zeer
lung geregeld werd gekweekt, en bekend was als Narcissus mo
schatus of Zilvertrompet. Ofschoon reeds nu en dan twijfel ge-
oppeid was, of inderdaad deze Ilollandsclie kultuurvorm als de
typische A. mochatus moest worden beschouwd, werd deze
kwestie e eist afdoond bcslist in 1884 bij gelegenheid van het
Narcissen-congres fe Lenden, Wiinr door bevoegde autoriteiten
werd vastgesteld, dat de tot dusverre gehuldigde opvatting on-
jiiist was en daarentegen den Hollandsehen kultuurvorm idenliek
moest worden beschouwd met een door HAWORTH ’fc eerst
bcsehreven varieteit van N. moschatus welke hij met den naam
van albicans had aangeduid. Kort te voren was namelijk in
Span,je de echte Narcissus moschatus in ’t wild teriiggevonden,
en deze vertoonde met den Hollandsehen vorm zoo belangrijke
verschillen, dat er geen twijfel was, of men had met twee ver-
schillendo veischeidenheden te doen. De Ilollandscho „Zilver-
Irompet” werd bestemd als N. moschatus albicans en behoort
dus in ’t latijn met dezen naam te worden luangeduid.
Van A. moschalue zijn reeûs ten iijdo van CLUSIÜS meerdere
vormcn hier te lande bokend geweest. Zeer inoeilijk uit te inaken
is het thans, of onder de door CLUSIUS en zijne tijdgenooten
afgebeelde en besehieven vormen ook onze tegenwoordige zilvertrompet
gerekend mag worden, daar de onderlinge verschillen
tusschen sommige verscheidenheden wôl door den vakman aan
levende bloemen te erkennen zijn, maar moeilijk volkomen nauw-
keurig onder woorden kunnen worden gebracht. Voor zooverre
wij echter uit de bijna drie eeuwen oude besclirijvingen hebben
raeenen te kunnen opmaken, was inderdatid de Zilvertrompet
toen reeds hier in kultuur. Het lijkt namelijk zeer waarschijnlijk,
dat de Narcis die o.a. door OLUSIÜS wordt afgebeeld en be-
schreven in het „Appendicis alterius auctuaiium” behoorende
bij zijne „Rariorum plantarum liistoria”, als Pseudo-narcissus
ßore albo, en ook door BESLER in zijn „Hortus Eystettensis”
(1G13) is in plaat gebracht, inderdaad dezelfde is als onze tegenwoordige
A. moschatus albicans.
De Narcis waarvan CLUSIUS spreekt, weid hem in 1604 ge-
zonden door JOACHIM VENERIUS uit Bordeaux, van wien hij
een groot a;mtal bolgewassen ontving uit het zuiden van Frank-
rijk en de Pyrenaeön, het vaderlaiul zoowel van deze, als van
vele andere Narcissen.
NARCISSUS P S E U D O - N A R C I S S U S
, - 2 . B IC O L O B JO H N H O R S F) ELD. - 3 M OSCHATUS A LB ICA N S .