
THALICTRUI MORISOSII
Morison’s Waterruit.
Hoogduitsch: Morison’s Wiesenraute.
Engelsch: Morisons Meadow Rue.
Bloeit: in den Zomer 2i .,
Gmel.
S t e l s e l v a n L i n n a e u s . Cl. XIII. O. V. Polyandria Polygynia.
N a t u u r l i j k S t e l s e l . Vasculares. Dicotyledoneae. O. Ranunculaceae.
G e s l a c h t s k e n m e r k e n : Zie Deel V, N. 3 2 3 .
S o o r t e l i jk e K e n m e r k e n .• Radice fibrosa, caule sulcato erecto, foliis bipinnatis, obscure virentibus superna
lucidis, subtus pallidis , petiolis stipulatis, segmentis oblongo-cuneatis t r if id is rugulosis, panicula ramosa
patente, floribus fasciculatis l a x i s , carpellis minoribus utrinque acutiusculis. —
Wortel vezelig; stengel gevoord, opgericht; bladen dubbel gevind, donker groen, van boven glanzig, onder
bleek; bladsteelen met steunblaadjes; blaadjes langwerpig-wigvormig, driespletig, met rimpeltjes; bloempluim
v e rtak t, uitgespreid; bloem in losse bundels; vruchtjes klein, van boven en onder spits. —
Verschilt van Th. flavum L. (Fl. Eat. V. N. 323) door den niet kruipenden wortel, den slanken stengel,
de kleur en den vorm der bladen, de losse, meer uitgespreide bloempjes en de langwerpig spitse vruchtjes.—
Sommige auteurs brengen haar tot Th. flavum , anderen beschouwen haar als eene verscheidenheid van deze.
Gm e l in beschreef de plant het eerst als Th. Morisonii en grondde de soort op de bovengemelde kenmerken.
Flora Badens. IV, 428: Volgens D e Cand o l l e , Prodr. I , heeft Th. flavum een vezeligen wortel. —
K o c h evenwel geeft haar een kruipenden. Vandaar veel verwarring, ook omdat de oudere auteurs, B a u h i n ,
M o r i s o n , L i n n a e u s , G m e l i n , Ja c q u i n , in hunne opgaven en afbeeldingen zeer onvolledig zijn. Neemt
men met 'K o c h en vele nieuweren een kruipenden wortel aan voor Th. flavum, dan kan onze plant als een
variëteit met vezeligen wortel beschouwd worden. Als zoodanig is zij beschreven door M u t e l , Fl. de France
I , p. 7. Zie ook W ir t g e n (Flora der Pheinprovinz) C. F. W. M e i j e r (Chlor. Hanov.) uit het gevoelen dat
de wortel het eerste jaar vezelig is en het tweede jaar eerst uitloopers maakt. — Syn. Thalictnm flavum
fl Morisonii Mut. Th. flavum pauperculum Godr. —
G r o e i p l a a t s . Vochtige boschgronden. Het gebied van Th. flavum L . is zeer uitgebreid. Geheel Siberië
en Rusland tot den Caucasus, en geheel Europa, van Lapland en Finland tot Italië, Spanje en Griekenland.
Het gebied van Th. Morisonii is moeijelijk te bepalen, doch zal wel niet verschillen. —
N e d e r l a n d . Alleen vermeld als gevonden in het Haagsche Bosch en bij Mellingen. Prod. Fl. Bat.
Het op onze afbeelding voorgestelde exemplaar is mij in Juli 1890 aangeboden door Mej. C. E. D e s t r e é
te ’s Gravenhage. Het is gevonden in het Haagsche Bosch. — Jammer dat de vruchtjes toen nog niet rijp
waren en later niet meer gevonden zijn. Onder a. is een vergroote bloemknop afgebeeld.