
SsksEs
CAEEX LIGEE ICA Gay.
Rietgras van de Loire.
Hoogduitsch: Französische Segge.
Engelsch 8 French Reed Grass,
Bloeit: Mei—Junij 1).
Stelsel van Linnaeüs : Cl. XX. O. III. Monoecia Triandria.
Natuurlijk Stelsel : Yasculares Monocotyledoneae. O. Cyperaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel X III, N°. 961.
Soortelijke kenmerken: Radice longe repente, caulibus gracilibus acutangulis superne scabris, foliis
linearibus angustibus, longe acuminatis, planis scabris , spica oblonga spiculis 3—10 ovato-oblongis acutis
erectis, inferioribus masculis superioribus leinineis, fructibus strictis ovato-ellipticis acuminatis plano-convexis
nervosis, margine membranaceo serrulato cinctis, in rostrum bifidum elongatum terminatis, glumis ovato-
lanceolatis acuminatis fructum superantibus.
Wortel kruipend, lang; stengels tenger, met scherpe kanten, aan den top ruw ; bladen lijnvormig smal,
lang en spits toeloopend, vlak, ruw; aar langwerpig; aartjes 3—10, eirond-langwerpig, spits, opgerigt;de
onderste mannelijk , de bovenste vrouwelyk; vruchtjes regtop, eirond-elliptisch, spits toeloopend, aan de
eene zijde b o l, aan de andere zijde vlak, generfd , met een vliezigen zaagtandigen rand omringd, in een twee*
spletigen langen snavel uitloopend; kafjes eirond-lancetvormig, spits toeloopend, langer dan de vruchtjes.
Komt het meest overeen met C. arenaria L. (Fl. Bat. Deel IX, N°. 688), doch verschilt van deze door de
meerdere slankheid van alle deelen, de smallere bladen, de dunnere, minder talrijke, donkerbruine aartjes ,
die aan den 'voet en niet aan den top mannelijk zijn, en ook door den vliezigen rand om de vruchtjes, die
reeds aan den voet begint. Vroeger werd zij dikwijls verward met C. Schreberi Schk. (C. praecox Schreb.).
C. ligerina Bor., C- pseudo-arenaria Bchb., C. brizdides Lefrou., C. arenaria Dub.
Verklaring der afbeelding: a. Aartje; b. vruchtje.
Groeiplaats. Zandige streken. Midden-Frankrijk; oevers van de Loire. Ook vermeld voor Noord-Duitschland
en Scandinavië. Godron. Wegens de onzekere opgaven en de verwarring met C. Schreberi Scbk. is het gebied
moeielijk te bepalen. Voor Spanje, Italië en het Oosten vind ik haar niet vermeld.
Nederland. Voor verschillende plaatsen door den Prod. Flor Bat. opgegeven ; doch volgens Dr. J. D. Kobus
(Nederl. Carices. N. kruidk. Arch., 2e serie IV , p. 474) werkelijk alleen gevonden bij de Hillegommerbeek
door wijlen Prof. de Boer in 4866. Onze afbeelding is naar de door de Boer gevonden exemplaren genomen.