
SEIECI O ERRATICÏ Ï S Bertol.
Zwervend Kruiskruid.
Uoogduitsch: Gespreiztastiger Baldgreis.
Engelsch: Vagabond Groundsel.
Bloeit; Julij-Aug. £
S t e l s e l v a n L i n n a e ü s : Cl XIX O. II. Syngenesia Polygamia Superflua.
N a t u u r l i j k S t e l s e l : Yasculares Dicotyledoneae. O. Compositae.
G e s l a c h t s k e n m e r k e n . Zie Deel XII, No. 950.
S o o r t e l u k e k e n m e r k e n . Biennis, glabriusculus, radice ovata brevissima dense übrosa, caule erecto di-
varicatissime corymboso, foliis inferirioribus petiolatis lyratis, segmento terminale ovató e subcordato, cau-
lmis auricula partita semi-amplezicaulibus pinnatipartitis, segmentis dentatis, lateralibus angulo recto paten-
tlb u s, terminal! euneato-rhombeo, pedunculis patentibus calyculo subdiphyllo adpresso brevissimo, involucri
phyllis oblongo-rhombeis, acheniis glabris.
Tweejarig, min of meer kaal; wortel eirond, k o r t, zeer vezelig; stengel opgericht, uitgespreid-tuilvormend •
onderste bladen gesteeld , bervormig, met eirond-hartvormige eindlob ; stengelbladen met oortjes , den stengel
half omvattende, vinspletig, met getande, regthoekig uitstaande verdeelingen, de bovenste wig-ruitvormig •
bloemstelen uitgespreid; bijkelk gewoonlijk tweebladig, aangedrukt, zeer k o rt; blaadjes van het omwindsel
langwerpig ruitvormig; nerven van de vruchtjes kaal. 5. aquaticus Sm. S. barbareaefolius Krocker
Onderscheidt zich van S. aquaticu, L. (Flor. Bat. X II, 956) door zijn kleinere bloemen, door zijn slanke
en meer uitgespreide bladstelen en takken , door zijn dunnere donkergroene bladen, waarvan de onderste
hervormig zjjn, aan den voet hartvormig en aan den top afgerond met een zeer groote eindlob, en door de
stengelbladen, die zijdelings met een rechten hoek afstaande lobben hebben, met ruitvormige eindlob.
V r r k l a r . n o o e r A f b e e l o . n g k n ; P I . 1481; o. wortel; i . stengelblad; o. schijfbloempje; d. straalblóempje.
Be fig. ter linkerzijde vertoont verkleind den habitus. PI. 1482; e onderst blad; f bloemtuil; g omwindsel
met bijkelk; h vruchtje (schijf); t vruchtje (straal).
G r o e i p l a a t s : In vochtige weilanden. Klein-Azië, Griekenland, Ita lië , Donau-gebied, Silezië, Z. en W.
Frankrijk, Spanje, Noord-Afrika. Azorische eilanden. In Rusland alleen in de Kaukasische provinciën In
Pommeren zeer algemeen (M a r s s o n ) ; verder in Zuid-Zweden; maar schaarsch in westelijk Duitschland. Ont-
breekt in Engeland en België.
N e o e r l a n d . Hier en daar, zeldzaam in boschrijke streken. Haagschebosch, Haarlemmerhout, Aardenhout
Ubbergen en Wameli Herbarium Ked. Bot. Vereniging, — Door den Heer K o k A n k e r s m it ook aangetroffen
bij Apeldoorn, onder houtstapels bij het Kanaal.
De op de afbeeldingen voorgestelde ezemplaren ontving ik van den Heer K ok A n k e r s m it in 1889 en 1890.