
GALIUM TRICORNE WITH
& A H U M TRICORNE With.
Driehoornig Walstroo.
Hoogduitsch : Dreihörniger Kleber.
Engelsch : Corn Bedstraw.
Bloeit: July—Aug. ©.
Strlsel van Linnaeus : Cl. IV. O. I. Tetrandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Rubiaceae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel IX , N°. 671.
1 Soortelijke kenmerken: Caulibus crassiusculis flaccidis procumbentibus ascendentibus retrorsum aculealis,
foliis 6—8 Kneari-lanceolatis mucronatis margine et ad nérvum uncinato-aculeatis, cymis axillaribus sut>-
trifloris folio brevioribus, floribus hermaphf oditis corollae albidae lobis ovatis acutis, pedunculis fi uctiferis
recurvis fructu crassiusculo crebre tuberculato.
Stengels vrij dik, slap, nederliggend-opstijgend, met, naar onder gerigte stekeltjes; bladen 6 —8deelig ,
lijn-lancetvormig, met een lang puntje, aan den rand en op de nerf met haakvormige stekeltjes; bloeitop
okselstandig, gewoonlijk driebloemig, korter dan het blad; bloemen tweeslachtig; bloemkroon witaehtig met
eironde spitse lobben; vruchtsteeltjes ternggebogen; vrucht vrij dik met.talrijke kleine knobbeltjes. Syn.
Valantia triflora Lam.
Verklaring der afbeelding: a. Vruchtdragende tak; b. bloempje; c. stengel (vergr.); d. blaadje (vergr.);
e. vrucht.
Groeiplaats. Bouwlanden, vooral op kleigrond. Van midden-Azig.over Egypte, midden- en zuid-Europa ,
van Engeland en Duitschland tot Oostenrijk.
Nederland. Op bouwland, nu en dan. Volgens den Prod. Flor. Bat. bij Leiden, op Schouwen en Z.
Beveland en andere plaatsen in Zeeland, en bij Dordrecht. Het exemplaar op onze afbeelding voorgesteld, is
in Julij 1889 gevonden bij Barendrecht op het eiland Beijerland, door den Heer G. van Vloten , Lit. Doo
torandus aan de Leidsche Universiteit.