
AGARICUS GAMBOSUS FRIES. 1494
A&AMCUS &AIBOSUS Tries.
Hoef-Paddestoel.
Hoogduitsch: Huf-Blatterscbwamm.
. Engelsch: Horse-shoe Agaric.
Zomer en herfst.
Stelsel van Linnaeus : Gl. XX IV Sect. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares, Mycetes. O. Hymenomycetes. Trib. Agaricini.
Geslachtskenmerken: Zie Deel X , No. 725. Ondergeslacht Tricholoma.
Soortelijke kenmerken : Pileo carnoso convexo-plano obtuso udo glabro alboflavescente, margine
inv o lu to , stipiteque solido v a lid o , lamellis emarginatis dente adnexis ventricosis cohfertis albidis.
Hoed vleezig, bol-v lak , stom p , v o ch tig , k a a l , geelachtig w i t ; met binnenwaarts omgerolden
r a n d , evenals de steel v a s t, zwaar; plaaijes u itg e ran d , m et een tandje aangehecht, b u ik ig , digt
o p een , witachtig. — A. gambosus Fr. a vernalis, A. pomonae Lenz.
Omtrent deze soort van de groep Prunuloideae van h e t ondergesl. Tricholoma heerscht bij de
auteurs eenige verwarring. F ries noemt den hoed gevlekt en vermeit den sterk naar binnen omgerolden
rand n ie t; hij verwijst-naar de afbeeldingen bij Lenz.: Nüizl. u Schadl Schiodmme, p. 41 ,
Krombholtz pl. 6B fig. 18—22 en Berkeley, Outl. p. 4 f. 5 , die alle ongevlekt zijn en den
omgerolden rand h e b b e n ; verder citeert F ries pl. 284 van Sowerby Engl. Fungi in plaats van pl.
2 8 1 , die zeer terecht door Berkeley wordt aangehaald.
De afbeelding bij Cooke, Hl. Br. Fung. pl. 6 3 , heeft eenigszins afloopende lam e lle n ; dit is de
A. gambosus b. aestivalis, A. cerialis Lasch.
Groeiplaats. In weilanden en op grazige plaatsen.
Nederland. Op grazige plaatsen op den St. Pietersberg bij Maastricht gevonden in 1882 door
den H e e r Clumper. Zie Ned. Kruidk. A r ch ie f, 2e serie I V ^ bl. 208. — Door mij gevonden op.
beschaduwden grond in h et Schapenduin bij Bloemendaal, in 1886^1^. Van daar zijn de afgebeelde
exemplaren afkomstig.
Gebruik. Deze zwam wo rd t, volgens Clumper, bij Maastricht veel opgezocht en gegeten.