
BROMUS INERMiS LEYSS . 1472 .
BROITJS I EERMI S LEYSS.
Ongenaaide Dravik.
Hoogduitseh: Grannenlose Trespe.
Engelsch: Awnless Brome grass.
Bloeit: Junij—Julij 4 .
Stelsel van Linnaeus: Cl. III. O. II. Triandria Digynia,
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monocotyledoneae. O. Gramineae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel I , N°. 41.
Soortelijke kenmerken : Perennis, rhizomate repente, culmis erectis e latis, foliis glabris late linearibus,
margine scabris, ligula brevi, panicula oblonga erecta ramis brevibus erecto-patulis semi-verticillatis, spiculis
magnis 7—11 floris lanceolatis imbricatis, glumella inferiora 5—7 nervia apice scariosa subbidentata mutica
vel mucronulata, glumella superiora pubescente apice ciliata.
Overblijvend; wortel kruipend; stengels opgerigt, hoog; bladen kaal, breed lijnvormig, aan den rand ruw;
bindseltje k o r t; bloempluim langwerpig, opgerigt, met korte opgerigt-uitgespreide, half kransvormige takken ;
bloemaartjes groot, lancetvormig, 7—11 bloemig, dakpanswijs geplaatst; onderst kroonkafje 5—7 nervig,
aan den top schilferachtig, met twee zeer korte tandjes, ongenaaid of met een klein naaldje; bovenst kroonkafje
zacht behaard, aan den top gewimperd. Festuca inermis D. C. Schenodorus inermis P. B, Festuca speciosa Schreib, F .
Leysserii Mönch.
Verklaring der Afbeelding: a. de plant verkleind; b. bloemaartje; c. onderst kroonkafje; d. bovenst id .;
e. bloem.
Deze soort onderscheidt zich door den kruipenden, uitloopers makenden wortel, de kale bladscheeden en
bladen, de opgerigte bloemtakjes en het zeer kort genaaide of ongenaaide onderst kroonkafje.
Groeiplaats : In weiden en langs de wegen. Siberië, Kaukasië, midden-Europa tot noordelijk Ita lië ; niet
in Scandinavië en Groot-Brittannië. In Noord-Duitschland zeer zeldzaam. In Frankrijk zeldzaam; alleen in het
oostelijk gedeelte.
Nederland. Langs en in weilanden, -j- Volgens Oudemans volgt deze plant vooral den loop onzer rivieren
en slaat daar in weilanden en langs de wegen op. — Zij is gevonden aan den Waaldijk bij Neerijnen, op de
waarden langs de Lek bij Hagestein, aan de Laak bij Rheede, bij Vianen, Utrecht, Ameliswaard, Bommel ,
Ooische waard, Oosterhoutsche Bosch, bij Nijmegen.
Het afgebeelde exemplaar, gevonden in Juli 1877 op de wallen van Deventer, door den Heer Dr. J. D. Kobus ,
berust in het Herbarium der Nederl. Botanische Vereeniging.