
ARTEMISIA YULGARIS L.
Bijvoet. Gemeene Alsem.
Verscheidenheid met geel-witte stengels.
Hoogduitsch: Gemeiner Beyfuss (Weiss).
Engelsch: Mugwort (White).
Bloeit: Aug.—Sept. 2|.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XIX . O. I I. Syngenesia Polygamia Superflua.
Natuurlijk Stelsel : Yasculares. Dicotyledoneae. O. Compositae.
Geslachte- en Soortelijke kenmerken. Zie Deel V. No. 834. i
Eeeds in ouden t ijd , toen deze plant nog als geneeskrachtig werd verzameld, onderscheidde men
daarvan de variëteiten met roode en witte sten g els, die ook afzonderlijk in de apotheken wer en
verkocht als Artemisia rubra en A. alba. Volgens Hayne , Artzney-gewachse I I , 1 2 , b eeft Tabee-
naemontanüs h et eerst die benamingen ingevoerd. Dodonaeus C ru y d e b o e k , ed. 1551, vermeld oo
rood en wit Byvoet. W a t de geneeskrachtige eigenschappen b e tre ft, werden beiden gelijk gesteld.
Verklaring der afbeelding: a Verscheidenheid met geel-witte sten g els; 6 bloemhoofdje; c schijf-
b loem pje; d randbloempje; e type met roode stengels.
Groeiplaats. De soort groeit op woeste dorre plaatsen, aan randen van wegen, en h eeft een zeer
uitgestrekt gebied. Geheel Europa, van Lapland tot Nap els; noordelijk Azië,Klein-Azië, P e rz ië ; overgebracht
in I n d ië , J a v a , Noord-Amerika, waar zij zich verspreid heeft van de Poolstreken tot
Califomië. Ook in Zuid-Afrika. Alph. de Candolle.
Nederland. H e t afgebeelde exemplaar van de verscheidenheid, gevonden bij Apeldoorn, is in
Aug. 1892 aangeboden door den Heer H . J . Kok Ankersmit , lid der Nederl. Botan. Vereemging.