
ONAGRA S PECTAB I L I S Spach.
OENOTHERA S PEOTABILI S Hort.
Grootbloemige Onagra.
Hoogduitsch : Grossblumige Nachtkerze.
Engélsch: Large flowered Oenothera.
Bloeit: Julij—Aug. <$,
Stelsel van Linnaeus: Cl. VIII, O. I. Octandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Onagrarieae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel X, N°. 777.
Soortelijke kenmerken. Caule sulcato hirsuto, pilis basi bulbosis adsperso, foliis obsolete denticulatis
subacutis, inferioribus lanceolatis remote subsinuato-dentatis, floralibus oblongo-lanceolatis, segmentis
calycinis tubo petalisque paulo brevioribus, stylo stamina superante. Ovariis capsulisque hirsutis muricatis.
Stengel gevoord, stijf h a rig , met haardragende kliertjes bezet; bladen flauw getand, min of meer spits
toeloopend, de onderste lancetvormig, verwijderd min of meer bogtig getand, de bovenste langwerpig-lancet-
vormig; kelkverdeelingen weinig korter dan de kelkbuis en kroonbladen; stijl langer dan de meeldraden.
Vruchtbeginsel en zaaddoozen stijf harig.
Reeds in 1873 heb ik deze plant, die zich door hare groote bloemen reeds op het eerste gezicht van de
Oe. biennis L. (Fl. Bat, Deel X N°. 777) onderscheidt, in boschrijk duin bij Overveen gevonden. Ik heb
haar toen als de Oe, Lamarckiana Ser. gedetermineerd, doch bij nader onderzoek kwam ik tot de overtuiging
dat zij de Oe. Lamarckiana niet kon zijn. Deze heeft gladde, rolronde, niet gevoorde en bijna onbehaarde
stengels, gave bladen, kale vruchtbeginsels, maar onderscheidt zich vooral door de kelkbuizen, die
gelijk bij Oe. biennis en Oe. muricata, veel langer zijn dan de kelkverdeelingen. By onze plant zijn de kelkbuizen
zelfs korter dan de kelkslippen en dit kenmerk is alleen eigen aan Oe. spectabilis. Zie Spach. Monogr.
Onagrearum. Nouv. Annales du Musée IV. 352.
Bij Oe. corymbosa Curt. Bot. Mag. t. 1974, door Spach als synoniem genoemd, zijn de kelkbuizen langer
dan de kelkslippen.
De afbeelding die onder den naam Oe. Lamarckiana voorkomt in de Illustration Horticole, 1862, p. 318,
komt zeer met onze plant overeen, doch beantwoordt niet aan de daarbijgevoegde beschrijving, die blijkbaar
is overgenomen van Lamarck. Deze heeft een plant beschreven, die onder den naam Oe. grandiflora in de
tuinen van het Musée d’ hist. nat. te Parijs gekweekt w a s, en later door De Candolle onder den naam
Oe. Lamarckiana Ser. in den Prodomus I I I , 47 is opgenomen. Volgens Lemaire {lil. Hortic. a. b.) is deze
(de echte Oe. Lamarckiana) nog in 1829 door Desfontaines in genoemde tuinen gezien, doch later niet
meer vermeld. — In 1851 zyn echter uit zaden van Texas, ingevoerd door het huis Carter en Co. te
Londen, de planten verkregen, waarvan een in de Illustr. Hortic. is afgebeeld en die destyds door Lindley
(naar mijne meening verkeerdelijk) als Oe. Lamarckiana zijn gedetermineerd. Oe. suaveolens Desf. beschreven
in Boreau, (Flore du Centre de la France), en afgebeeld in het Bot. Register, dl. XIX. pl. 1604, komt
zeer digt bij onze soort. De synoniemen Oe. grandiflora Ait., Oe. biennis v. grandiflora (zie Bot. Beg.) zijn
onjuist.
Sereno Watson. Bevision of the éxtra Tropical N. Americ. species o f the genus Oenothera, — (Amer. Acad.
of Arts en Sciences, Proceedings VIII), 1873 p. 579) noemt een aantal vormen, zelfs de Oe. muricata, variëteiten
van Oe biennis. Watson heeft echter geen kennis genomen van de door mij reeds genoemde Mono-
graphie van Spach , die door zorgvuldige bewerking boven de andere auteurs uitmunt.
In de meeste flora’s zijn de verschillende beschrijvingen der Oenothera’s tot deze afdeeling behoorende,