
DROSERA LOIGIEOLIA L
Langbladige Zonnedaauw.
Hoogduitsch: Langblättriger Sonnenthau.
Engelsch: Long leaved Sun Dew.
Bloeit: July—Aug 4*
Geslachtskenmerken. Zie Deel VII, N°. 512*).
Soortelijke kenmerken: Foliis erectis, limbo lineari-oblongo in petiolum sensim attenuato, scapo erecto
foliis duplo longiore, stigmatibus clavatis.
Bladen opgerigt, met lijn-langwerpige schijf, allengs in een bladsteel versmald; bloemsteel opgerigt, tweemaal
langer dan de bladen; stempels knots vormig. D. anglica Huds.
Deze soort onderscheidt zich voornamelijk door hare regtopgroeiende bloemstengels. De bloemstengels van
D. intermedia Hayne zijn aan den voet knievormig gebogen en weinig langer dan de bladen.
Verklaring der afbeelding: a. kelk en bloemkroon ; b. bloem doorsnede; c. vruchtbeginsel met de stempels.
Groeiplaats. In natte heide- en veenstreken. Rusland, Lap-, Fin- en Koerland; geheel Siberië, Kam-
schatka, Noord-Amerika (Canada, Columbia), Ijsland, Groot-Brittannië, vooral Schotland; Scandinavië, vooral
Noorwegen , zeer algemeen; Noord-Duitschland en Zwitserland ; zuidelijk zeldzamer; ontbreekt in Spanje,
Turkije en de Levant. De Drosera’s zijn noordelijke planten. Zij worden tot in de poolstreken gevonden,
maar zijn in het zuiden schaars vertegenwoordigd.
Nederland, Op moerassigen heide- en veengrond, niet algemeen. Bij Oosterbroek onder Eelde(Drenthe);
oevers van het Zwarte Meer bij N. Dordrecht (Drenthe); Nijkerkerveen. Oudemans. Door den Heer H. J.
Kok Ankersmit talrijk in het Wisselsche Veen bij E p e , waar het exemplaar voor onze afbeelding door mij
is gevonden tydens het bezoek aldaar door de leden der Ned. Bot. Vereeniging, in July 1890.
*) Deel V II, N°. 513, verkeerdelijk D. longifolia genoemd, is D. intermedia Hayne.