
MNIUM AFFINE BLAND 1453 I
I I I U I AFFINE Bland.
Aanverwant Sterremos.
Hoogduitsch; Verwandtes Astmoos.
Engelsch: Allied Star Moss.,
Vruchtjes rijpen: in Mei.
Stelsel van Linnaeus: 01. XXIV, Sect. IV. Cryptogamia. Musci.
Natuurlijk stelsel : Cellulares Foliosae. O, Musci.
Geslachtskenmerken : Zie Deel XV III, N°. 1394.
Soortelijke kenmerken: Planta procera longe lateque caespitosa. Folia p a tu la , sicca recurva, caulina
infima obovato-circularia , media obovato-oblonga, longe et anguste decurrentia, somma in rosulam conferta,
spathulata, pericbaetialia externa anguste spathulata, interna lanqeolata, omnia plus minus subito acuminata
■vel apiculata, eosta excedente late undulata, limbo angusto circumducta, margine acute dentata. Flores dioici
masculi, discoidei magni. Fructus ex eodem perichaetio plerumque complures, vaginula cylmdrica arohegomis
abortivis et paraphysibus numerosissimis circumsita; capsula penduta oblonga, usque ad perfectum maturi-
tatem glauco-viridis pruinosa dehinc e luteo ferruginea, operculo convexo apiculato croceo. Peristomium ex-
ternum pallide lutescens, internum aurantium.
Hooge plant, lang en breed zodevormend. Bladen uitgespreid, in droogen staat omgekromd; onderstesten-
gelbladen omgekeerd-eirond-cirkelvormig; middelste omgekeerd-eirond-langwerpig, lang en smal afloopend;
bovenste in een rozet saamgedrongen, spatelvormig; buitenste kransbladen smal spatelvormig, binnenste
lancetvormig; allen min of meer plotseling toegespitst of g epunt, met uitpuilende r ib , breed gegolfd, door
een smallen zoom omgeven en met spitsgetanden rand. Bloemen tweehuizig, de mannelijke schijfvormig ,
groot. Vruchtstelen gewoonlijk meerdere uit eiken k ran s; scheede rolrond, door onvolkomene archegoniën en
talrijke paraphysen omringd; urntjes hangend, langwerpig, tot den volkomen staat van rijpheid zeegroen
berijpt, daarna geel-roestkleurig; deksel bol, gepunt, saffraangeel. Buitenmond bleek geel, binnenmond oranje.
Deze soort verschilt van M. cuspidatum Hedw. door hare hoogere stengels, meerdere vruchtsteelen uit een
krans en langere vruchtjes. Bryum pendulum BUI. M. affine Schwaegr. M. cuspidatum P Hedw. Bryum Polla
affinis Hedw. De verscheidenheid P elatum vormt digtere zoden, hoogere stengels en opgerigte uitloopers.
Verklaring der afbeelding: a. De plantjes; b. var. P. met hoogere stengels en opgerigte uitloopers,
c, c. C. c. bladen; d. bladvoet; e. bladspits; f. inw. kransblad; g. mann. p la n t; h. mann. bloemkrans; t. archegoniën
met paraphysen; Jc. onvolkomen id .; I. vrouwel. plant, (vergr.); m. m. n. urn tje; o. dekseltje;
p. mondbeslag.
Groeiplaats. Algemeen op vochtige weiden,
In Nederland nagenoeg overal verspreid.
De afgebeelde exemplaren ontvingen wij van wijlen Dr. van der Sande LacoSte.