44 p i e t s T i a i & i s , 0 5 G R .O E,N. U | e h t .
I ondereinde naer HBIMRHfl H S
|H | ■ i ■ I ■ H « ■ ^ 6n B BBBI Van de Voor-vingeren , die gelyk de beide achterften I zwaer en krom genageld zyn, M
buitenfte de langfte, en van de Achter-vingefen zyn de binnenften de kortften en flegts van
buitenfte de lang , ^ zwalte Oogappelen, die omnngd worden van
eene geledmg. donker rood is. De Tong is eveneens van
twee bringen, welker bnitmfte w,[, ^ „opens c& Tongge&d
dTS ie d ln in » 8 „ommer van dz Philofophical gfflBJ eene omftandiger be-
op 50P, « ae S c h a d e * * » dg „ d - « * — »
zien op bladzyde 51
A * K T E K E N I. N G. E K
Deeze Groen Spechten verhuizen tegen den wihter niet. Men- z i ^
T a b in den zomer Zy broecten in Wen en gaten van M i * * * » • , meeft
w f fomtydszes, flaeuw gewölkte Ejeren. todenwihter vibdt men hen zeer. Ä op^d»
M ’T is in dar fiizoen, dat zy netgens dan op de boomen en onder derWver fchorsfen
hun aes van B — vpden. De Vingers % Specht^ fe« W M aen
elkanderen, dan die van andere vogelen, opdat zy zig op de boomfchors-
fen des te vafter in het opklimmen zouden kunnen houden.