zijn e n , even als dit bij de gevokte bollen b e t geval i s , don knol omhullen, vanda a r dan ook d a t ze „ge ro k l”
genoemd worden in de wetenschap. W il men zich e chle r overtuigen da t men h ie r , even als b .v . bij O lm lM m ,
Crocus, enz ., niet met bollen tc doen h e e ft, dan snijde mon c r sleehts een door, en men zal terstoiid zien dot
dio n ie t n it over e lk a a r liggendo sehnbben b e s ta a t, zooals bij de b ollen, ma a r da t hij vast i s . zooals do aardappel.
De overeenkomst van vorm met de bollen geeft e chte r aanleiding d a t men ze meeslal voor bollen h o u d t; ook
worden ze in wetenscliappelijke werken wel hiilbo-tnber (bol-kiiol) genoemd. Mon zon hie ru it kimnen opmaken dut
ze als een overgaiigsvorm van den bol to t don knol moeten beschouwd worden, en toch is dit meer in schijn dan
in workolijkheid he t geval. .Hoezeer de ware bollen van de knollen verscbillen kon men gomakkelijk begrijpen,
wanneer mon maar eenmaal weet of bedenkt d a t h ot hij don knol h e t c en tra le d e e l, de stengel of as is , da l lot
dépôt van voedsel d ie n t, tenvijl dit la a tste bij deu bol in dc pe ripherische de e len , dc bladaclitige organen dus
(de schubben van den bol) is opeengehoopt.
Genoeg e chte r over dit oiiderwerp aan deze p la a ts ; wij moeslen het e ch te r a anstippcii oin tc doen b egrijpen,
waarom hie r en in vele andere dergelijke g ev a lle n , stren g genomen n ie t van bollen sprake mag wezen.
De AxiomaikeccCs dan ziju knolgewassen, die n ie t veel meer dan een decimeter hoogte b e re ik en ; de bladeren
zyn grasaehfcig, de bloemsteng is v e rtak t en de bloemen zijn a an de takje s trosYorinig v e re en ig d , met dien verstände
e c h te r, d a t ze allen na a r boven ge richt zijn op de horizontaal uitgespreide steeltjes.
H e t is een bij uitnemendheid miîdbloeiend p la n tje , d a t zich z e e r gemakkelijk en spoedig door de zadon la a t
ve rmenigvuldigen, terwijl de aldus gekweekte plan tje s reeds in den volgenden zomer k u nnen bloeien. Nie t alleen
voor potk u ltu u r zijn ze g e seh ik t, maar ze leenen zieh uitstek en d ook voor k u ltu u r in don open g ro n d , ofschoon
ze tegen onze winters n ie t bestand zijn zonder voldoende bedekking.
Men plante de bolletjes der Anomatheca niet te vroeg in h e t n a ja a r en zorge voor tijdige en voldoende
bescberming tegen de v o rs t, ook na de ontdekking in h e t voorjaar.
Vieusseuxia glaucopis. De ca%d. Vieusseuxia Pavonia. H o r t, (n o n D e Ci
Ir is Pavonia. Ourt. (n o n L in n .)
Wÿ beginnen met op eene vergissing te wijzen, die ten opzichte van deze fraaie soort b e s ta a t, en waartoe
allicht aanleiding gegeven is door Curtis iu h e t in 1796 versehenen 5® dccl van h e t Botanical Magazine.
D á á r namelijk werd door hem deze plan t voor h e t e e rs t afgebe e ld, en wel n a a r een exemplaar d a t bij do
heeren Grimwood & C®. toen bloeide cn door dezen u it Holland ontvangen was.
Of men ze n u reeds hie r voor de vroeger door Linna eus en Thu n b c rg bescbreven Ir is Pavonia had gchoudoii,
dan wel of Curtis de e e rste was. die h a a r daarvoor hiold, blijvo in h c l midden g c la tcn ; in elk geval vergislo Inj
zieh; een ve rgissing, die begrijpelijk i s , als men let op do (volgens do gewoonte van dien tijd) zoor korto on
onvolledige b e schrijving, die Linna eus c r van had gegeven.
Hoe dit z ÿ , de echte I r is P am n iu , ze möge zooveei overeenkomst hebben met dc door Curtis als zoodnnig
afgebeelde (de onze), d a t zo la te r mel dezo to t e in geslacht werd g e b ra c h t, zc verschilt e r zoo in ’t oogloopond
v a n , d a t eene vergissing th an s onmogelijk is.
Terwÿl wij a n d e re , botanische, k a rak te rs der bloem voor he t oogenblik d a a rla te n , kunnen wij ons liier bepalen
tot de k le u r, die bij de eerste donker oranje is met eene blauwachtige vlek en donker purp e ren stippels a a n den
voet der bloemblade ren, terwijl die bij de hie r afgebeelde wit zijn.
Wè l heeft men dus re ch t te zeggen da t deze is de I r i s Pavonia van C u rtis , ma a r nie t die van Ijin n a eu s ,
welke o .a . door J a c q u in , in zijn Ilo rh is Sckoenbrnnnensis als I r is P a vo n ia , la te r , in 1810, door Sims in het
31® deel van h e t Bot. Mag. als Moraen Pavonia beschreven en afgebeeld werd en nog la te r door Do Candolle tot
he t door de la lioche reeds in 1776 beschreven geslacht Vieusseuxia werd g ebra cht en dus Vieusseuxia Favoxiia
genoemd, terwijl hij de I r is Pavonia van Curtis (de hie r a fgebeelde), die afwisselend ook de namen I'c rra ria
tricuspis. W illd ., I r is tricuspidata. L. fil., I r is trictispis. W illd . en Moraea trieuspis. K e r . voerde, beschreef als
V ie im eu x ia glaucopis, welke naam dus als' de ware moet beschouwd worden.
I l e t geslacht Vieusseuxia, aldus door de la Roche na a r den Gencefsehon a rts Tioussoux genoemd, behoorl
tot d a l der Lischbloemen in den rnimcron, L inneaanschen z in , bctwelk e chte r la te r cn te r e c h t, in verschillende
kleinere geslachten gesplitst werd; h e t behoorl nanr h e t schijnl uitsluitend aan de Ka ap de Goedo hoop thuis.
D a t deze fraaie soort ~ ook wel in Enge land als „The Poaoook I r is ” b ek en d , — h e t a lle re e rst van de Ka ap
in Holland ingevoerd w e rd , is , mel h e l oog op hot hierboven medegedeelde, n ie t twijfelachtig; w an n e e r, kunnen
wij n ie t met ju isthe id bepalen.
Zo beh o o rt, wa t h a re bloemen b e tr e f t, tot de sohoonslc en wordt ongeveer 20 centime te rs hoog.
Do hehnndeling is geheel gelijk aan die van h e t meerendeel der Ka apsche bolgewassen en door ons reeds
herha a lde lijk, o .a . bij de Ix ia 's be sp ro k en , en ook hierboven bij de Anomatheca met een pa a r woorden aangegeven.
PL. CXII.
Brodiaea congesta, smuk. Brodiaea grandiflora, smuh.
Milla laxa. (Triteleia laxa. B e « a . — Seubertia laxa.
Zooals h e t geval is met verscheidene andere planten van Noord-Amerikaansehe oorsprong, 200 is ook ¿oto
mot verschillende namen bedeeld. In E ngelaud en ook bij de Hollandsclie kweekers is z e h e t meest bekend als
T r ite le ia , bij ande ren echter weêr als Seubertia. Bij de la a ts te herzieiiing van de familie b ra ch t men dit bolgewas
to t de M illa 's , terwijl oindchjk nog vermeld moet worden da t de Ameriknansche botanisten h a a r onder ào Brodiaea's
opncmen. Van de Milla la.ra — volgens auto rite iten is dit de beste naam — b e sta a t eene verscheidenheid met
witte bloemen en verscheidene ande re vormen die met de volgende namen aangeduid worden: atro -pw p u r ea ,
m a jo r, m a x im a , Mxirragana, enz. H e t behoeft dus geene verwondering te ha ren da t men dezelfde soort op vcr-
schillende wijze ziet afgebeeld. Ze kan in den vollen grond op eene zonnige, open pla a ts gekweekt worden, en
moot ten minste in Nederland eenige bedekking hebben gedurende den winter. Milla laxa is afkomstig uit Californie.
Do groeiwijze van de twee afgebeelde soorten Brodiaea's verschilt aanmerkelijk. De bloemstengels der cow^resia,
waarvan ook eene witto verscheidenheid b e s ta a t, worden zeer hoog, grandifiora da a rentegen bhjft la ag bij den grond.
Beide zijn u it Noord-Amerika afkomstig on voor den vollen grond g e s ch ik t, terwijl ze weinig zorg vereisehen.