P l. LT.
Hyacinthen. Marie en Alba maxima.
De plaal. liewijsl voldoende dat dit Uvectal varieteiten lot de élite der enkele llyacintlien gerekend mag worden.
Beide behooren dan ook lot die so o rten , welke dc grootste trossen gevcn. En wal dc bollen lielrcfl,; Alba m a x im a
beelt e r een van den eersten ran g en die van Marie is zoo scboon, zoo prächtig gevormd en g ro o t, dal ze onge-
Iwijfeld met graagte zou gekocht w orden, ook al kwam e r nooil iets anders dan cene steng met cen lutici gelai
nagels nil. Want onder het puldick licersclU in ’t algemeen nog steeds bel dwaalliegrip dal de grootste bollen de
grootste bloemen geven, en wil men in den regel niel gelooven, dat cene varieteit — die altijd ceii kleinen boi
hecO — soiTjs verro eene soort overlreft, dal een groote liollenmaker is. Menige hoogsL verdienstclijke verscheidenheid
is hierdoor op den aclilergrond gcra aki, hoewel ze om ha re Ifaaic bloemen in de eerste rijen behoorde le staan.
Marie en Alba m a x im a , beide grool van bloem en grool van bol, voldocn daarentegen aan alle eiscben, al mag
ook een enkele liel'hebber h e l blauw der eerstgeuoemde niet sprekcnd en ietwal somber vinden. Ilei is dan ook
van de vroegste lijden a f niel mogelijk geweesl om h e l iedereen na a r den zin te maken.
PL. LTI.
Tigrid ia Pavonia. ned. (Fe rrar la Tigridia. « ,» )
De Tigridia's vormen een klein geslacht, alle van Mexicaansclien oorsprong, en waarvan sleclus een pa a r soorten
meer algemeen, hoewel verre van zeer algemeen, in de tuinen worden aangetroffen. Vroeger werden de hiertoe
belioorende soorten gerekend toi een daaraan zeer na verwant geslacht, Femxxvia, te beliooren, gelijk ze daji ook
bij velen nog tegenwoordig b c le r onder dozen naam dan onder gencn bekend zijn. Dil geslacht, cvene ensuitsle c lils
weiiiigc so o rten , aan de Kaap do Goede lloop Ihuis behoorcndc, samcnge sle ld, werd aldus door Linnaeus genoemd
1e r gedaclilenis van Giov. Ballisi F e rra ri, een Jczuil u it Siena, die zieh ook als botanist door een p a a r kruidkundige
werken onderseheiden had. Ile i laler aangenomen geslacht Tigridia werd door den Franschen kruidkundige de Jussieu
alzoo genoemd na a r do lijgervlekken, waardoor de lilocmbladeren gckenmerkt zijn. De naam is al’geleid van hel
Grieksche woord tigris {tijger). Dc Tigridia Pa vo n ia , (de oude Fe rrarla Tigridia dus) werd reeds in liet jaar 1790
u il Mexico in Europa ingevoerd. Ontegenzcggelijk verdien! deze dc eereplaats onder de T ij/ruto-.soortcn, zoowel om
dc grootlc de r bloem, als om ha re scliiltcrendc kleuren. Onvcrscliilhg of raen deze bloemen van verre o l'nabij z ic t,
allijd maken zc een grootschen indruk.
Dc Tigridia Pavonia is een bolgewas met een licbladcrden stengel, die 30 à 50 centim. lioogle bcreikl. De
b lad e ren , die met hu n voel den stengel omvalten, zijn zwaardvormig, gelijk men hc l n o em t; ze loopen spits toe
en zijn in dc IcngTe sierlijk geplooid. Aan den lop van den stengel vcrschijnl in do maaiul Juli eene bloemscheede,
uil twee tegenovcr elkander slaandc en elkaar gcheel omvatlcnde blaadjes be sta ande , die zieh e chter aan liun top