wolilra van elkamlcr verunjileren, wanneer de knop zicli een weg- naar IniiLeii baaiit. Zootlra die verscliiint, kan
men zeker zijn dal de liloem den volgcnden morgen geopend zal zijn. liecds zcer vroeglijdig wijkcn de blocmlila-
dercn dan van elkander af cn legen zcven mir of icls vroeger. al na a r bei weder beider cn dc zon kraehlig is,
S taa t de bloem wijd open.
.lammer inderdaad is b e t, dat deze b b e inon even ko rt van dunr als sierlijk van vorm eii prächtig van kißiii-
zijn. Nauwelijks toeb is bet middag geworileii of ze zijn weer geslolon, gesloten om zicb niel meer te op cn cn ; zc
zijn gebeel verwelkt cn bangen slap en onooglijk na a r beneden. Jlaar daarom is de liloeitijd ilcr plant nog
met voorbij: integendeel, die is pas begonnen, want na een pa a r dagen komt e r uit diezclfde bloemseheede eene
andere blocm le voorscbijn, en dit berbaall zicb daarna nog eens en veelal nog meer. Meeslal cellier b rengt tlczellde
Stengel drie bloemen voort. Het sierlijkste ellcct maken de T ig r idm 's , wanneer men c r vele bij elkander p lan l,
vooral w.inneer de bie r afgebeelde donkerroode door een of Iwee rijen der goiidgelc T. conchüllom of bare varieteit
canariensis omgeven wordt. Bovenstaande regelen ontleenden wij aan hel bekende prachlwerk „Flora ", waarin
eene afbeelding van de Tigridia conclniflora te vinden is.
De grond moet voor deze planten niel te zwaar, ma a r zandig en voedzaam z ijn , terwijl cen open slandplaals
noodzakelijk is. Wel is waar openen de bloemen zieh ook op eene half bescliaduwde p iek, maar tocb kan men
zonneschijn als een vereisclite voor cen goeden bloei bescbouwen. Men neemt ze laat in hel na ja a r, liefst in November,
uit den grond en plan l ze weder in het laatst van Maarl. De cnltuur van deze schoone gewassen is dus zeer
gemakkelijk, doch hel bewaren der bollen gedurende den winler lamciijk lästig. Ilet eene ja a r b. v. blijven ze zeer
goed over; een volgend ja a r , geheel op dezelfde wijze bebandeld, verrotten ze. Wij geloovcn d a l, als de grond
niet te vast en te n a t w ordt in den w in le r, he t dan be te r is de T ig r iiia 's te laten staan en beboorlijk tc dekken.
\e le n geven echter de voorkeur om ze u it den grond te n emen; dan is hel raadzaam de liollen, als ze winddroog z ijn ,
le kiiilen in droog zand of aarde en verder op een vorstvrije plaats te lalen overwinteren Ilet is ons echter niet
mogelijk om een afdoende wijze van bebandeling de r Tigridia-boWm in den rusttijd aan te geven en voegen alléén
hierbij, d a t, zorgl men niet voor eene zeer droge p laats, in den regel weinige dagen, soms uren voldoende
zijn om geheele partijen te doen verloren gaan. De Tigridia's bij vuur te drogen geell zeer dikwijls goede
uilkomsten. De schaduwzijde is e chte r, dal de bollen op den d u n r te veel uitdrogen en daardoor verzwakken.
PI. IT II .
Fritillaria Meleagris. ii,m.
Ile t kievilsei, ook wel de kievitsbloem genoemd, is ccn inlandsche planl, hoewel zij als zoodanig raisseliien
aan velen n ie t bekend zal zijn. Ze komt bij uitnemendbcid voor op vocbtigc weilandcn, en jirijkt daar met bare
meestal bruinpaarsche bloemen _ somlijds onlmoet men c r ook mel witte - niet zeldeii in groolen gelale, inzon-
derheid in eene de r Noordelijke provinciën van ons land. De naam FriliUaria is, olschoon het gcslarbl e erst door
Linnaens zuiver bepaald we rd, reeds alkoraslig van den Fransclicn kruidkundige Tournefort cn is afgeleiii van bol
Lalijnsche woord Intillus. terwijl de soorlsbenaraing M deagrls van b e t gclijkluidcnde Grieksche woord afkomstig is
en een pacellioen beleekeiU, waarbij Linnaeus evenzeer doelde op de eigenaardige kleur der bloe tnblade ren, als
lucn die overeenkomst met een kievilsei in onze laal zeer eigenaardig te kennen gal'.
Even als een groot oaniai Lelieachtige gewassen ol' Liliaceön is ook deze plant een bolgewas en sLerft dus periodiek
nabij den grond al', terwijl alleen de in den grond verborgen bol eenige maanden slapend voorlleeft, oin tegen liet
voorjaai' weder te onlspruiten. De stengel van bet kievilsei wordl niel lioogcr dan 25 à 40 centim. en loopt aan
den top in é éne, soms, doch zeldzamer in Iwee ol' drie na a r beneden hangende iiloemen uil. Zooals bekend is
komen e r vele versclieidenlteden van deze plant voor, meest alle uit zaden van he t gewone kievilsei gewonnen, en die
zieh zoowel door afwijking in kicur, als door breedere bladen en forscheren groei kenmerken.
De F n lU la ria Meleagris vereisehen cen goeden, eenigszins voctiligen grond en worden vermenigvuldigd door
verdecliiig der bollen, nadat in Juli de rusllijd ingelreden is. Ook door zaden kan men ze aankweeken. Men planl
ze weder vroegtijdig in het najaar cn bewaart ze tot dien lijd in droog zand.
PL. LVm.
Trosnarcissen. N a rc is su s Tazetta. L in n . Var.
Een drietal variëteiten de r bekende Trosnarcissen komen op deze plaat voor. AI is liel kleurverschil ook in
deze afdeeling van bet uilgebreide geslacht Narcissus niel g ro o t, toch behooren de Trosnarcissen to t de zeer ver-
dienslelijke en gewaardeerde bolgewassen. Gemakkelijk van cuUuur, uitnemend om te vervroegen, buitengewoon
welriekend, raiidbloeiend — wat kan nog meer verlangd worden? Lalen wij e r bijvoegen dal zp. niel alléén voor
polculUmr zcer geschikt zijn, maar even als Hyacinthen ook uitnemend slagen op met water gevulde glazen.
PL. LIS.
Lilium speciosum y/««}. Var. album. (L. laneifolium album, mrt)
Zijn wille bloemen in ’t algemeen in de laatste ja ren zeer in Irek, in ’t bijzonder is dil h e t geval mel c eiulrietai
Lclicii, waartoc, behalve dc hier afgebeelde, dc bekende L. candidum en L. longißonim beliooren. De speciosum album
inzonderbeid zal steeds len volle ha re piaals waardig zijn, hetzij ze ln potten gekweekt of in den vollen grond
geplant is, vooral wanneer deze versciieideniieid gebruikt w ordl in vereenigiug met de speciosum r u b r im oiroseum.
PL. LS.
C am a s s ia esculenta. ä ä
De zeer fraaie Liliaceae, die wij thans onzon lezers voorstellen, behoort tot die gewassen, welke, ofschoon reeds
voor lang ingevoerd, liocwcl geene bijzondere cischen stellende wal hare culluur lictrcll en ondanks de Craailicid
liaror bloemen, toch bij de Ilefhcl)bers steeds zeldzaam blccf. Inde rda ad, hoewel rccds voor ruim veertig jaren door
Douglas, uil. Noord'Westolijk Amerika aan de Horticultural Society te Londcn gezonden, lioevvcl e r door Lindley
in zijn Botanical Register van 1832 (lab. 1486) een aibeclding van werd in ’tlic lu g egeven, was bei e r vcrre
al dat deze planl die populai'itcit verkreeg, welke ze verdient, en waarloe wij, door e r op niouw de opmerkzaamlieid
op to vesligen, Iraclilen bij te dragen.