a lle min of mecv violetkleurig zijn, worden gewoonlijk geplant in vereenigiug met de andere la te tulpen, bctwelk
bet scboonste effect ge e ft, d a a r ze allen gelijk bloeijeu.
De bijbloemen eu de la te titlpen in ’t algemeen zijn niet gescliikt om vervroegd te worden, doch zijn zeer aan-
bevelenswaardig voor den vollen grond. Wa t bare groeiwijze betreft zijn ze veel sierlijker, daii de meeste vroege
en gevnldbloemige tulpeu.
PL. XII.
N a rc is su s poeticus. Linn. et var. flore pleno.
E veuals de op pl. X afgebeelde Tros-Narcis behoort ook de Diehters-Xarcis tot die weinige, welke reeds aan
Linnaeus bekend en door dezen geleerde bescbreven werden.
Deze moet dau ook als de tvpe worden bescbouwd voor bet geheele g e sla cht, waarom dan ook H aworth, toeu
bij d it geslacht in een a an ta l audere sp lits te , a an deze den door Liuuaeus gekozen naam liet behoiiden.
Dit geheele, aau soorteu zoo rÿke plantengeslacht behoort in Europa en iuzonderbeid iu de a an de Middellaudsche
zee gelegen landen thuis; eukele worden ook iu Xoord-Afrika aaugetroffeu. Iu Noordehjker strekeu van ons wereld-
d e e l, in Midden-Europa u. 1. ziju ze ze ldz ame r, zoodat hier te lande slecbts eeu p a a r soorten iu ’tw ild groeijeud
gevonden worden, waarvau het bovendien nog vrij twijfelachtig is of ze uiet als vlugtelingen uit de tuineu
moeteu beschouwd worden; deze zijn de gemeene Navcis (N. P s e u d o - N a r c i s s u s ) eu de hier afgebeelde Dich-
ters-Narcis.
Wij hebben boven reeds een denkbeeid gegeven van de bloem der Narcissen en voegen e r tb an s nog slecbts
bij, da t die zes meeldraden en één stamper b ev a t, welke meeldraden echter dikwijls zoo k o rt z ijn, d a t alleen de
helmknopjes zichtbaar zijn ; dit is o. a . het geval bij de Dicbters-Narcis. Hier is de buitenste kvoon bet ste rkst o ntw
ik k e ld , de bijkroon daarentegeo vormt sleehts eene fraaije donker oranje kran s om de helmknopjes, die zieh niet
d a a ru it verheffen, ma a r d igt opeengedrongeo in ’t centrum der bloem zitten.
Voor den geslachtsnaam N a r c i s s u s worden tweeërlei afleidingen gegeven; da a r dit woord, vau Griokschen
oorsprong, verdooving of hoofdpijn be te ekent, vermoedt men d a t Linnaeus die plan t (’i i s toch de N. poëticus, die
't allereerst bescbreven werd) a ldus noemde om den Sterken, verdoovenden geur de r bloemen. Aan den anderen kaut
zegt de fabe l, d a t toen een scboon jo nge ling, Narkissos gen a am d , zieh in ’t wa te r spiegelde en op zijne eigene
beeldtenis verliefd w e rd , bij in eene bloem, de Dichter-Narcis v e rande rde , zoodat hcf niet oumogelijk is , d a t Liunaeus
den wetenschappelijken naam aan de oude poëzy ontleende.
De geur da a rg e la ten , die voor den een a an g en a am , voor den ande r ona angena am, en in elk geval binnens-
buis op den dunr ongezond is , behooren de Narcissen ongetwijfeld tot de fraaiste bolgcwassen, waartoe de rijke
verscheidenheid der witte eu gele bloemen n ie t weinig bijdraagt.
a ii f ä i ] l ELIi L
PL. XIII.
Vallota purpurea uerb.
Dit praclitige bolgewas ouderging sedert het laatste vierde gedeelte der vorige eeuw reeds onderscbeideue uaams-
veranderingen. L innaeus toch, en evenzoo TLimberg, welUe la a tste zieh omtreot de beschrijving van vele Zuid-
Afrikaanscbe planten zoo verdienstelijk heeft g em a ak t, bescbouwden b a a r als bebooreude tot b e t geslaobt
O r i n u m , en noemden h a a r daarom C r i n u m s p e c i o s u m (de aanzienlijke C.J Door Jacquin l’Héritier en anderen
werd ze tot de Amaryllissen gebracht eu kreeg afwisseleud de namen A m a r y l l i s s p e c i o s a , A. e l a t a en
A. p u r p u r e a , onder welken laatsteu naam ze in ’tb e g in dezer eenw in den tuin te Kew gekweekt en door Sims
in zijn beroemd werk „the Botanical Magazine" deel 36 tab. 1 4 3 0 , in 't j a a r I S l ä werd afgebeeld. La te r echter
bleck a au H e rb e rt, een bekend Engelscb k rnidknndige , die de familie der Amaryllideën a an eene strenge revisie
onderwierp (missehien bij die gelegenheid wel wa t a l te veel nienwe geslachten voorstelde), d a t ze e ie t tot de echte
Amaryllissen behoort, maar als de type van eeu afzonderlijk geslacht moet beschouwd worden, d a t hij V a l l o t a
noemde, nnar zekeren 1>. Vallot, die in 'tb e g in der 1 7 'eeuw eene beschrijving g a f van den tuin van Lodewijkdende rtiende .
ïeg enw o o rd ig is ze onder den naam „Vallota" het meest a lgem e eu, in Engeiand echter ook als „Scarborough Lily" boUend.
Slecbts ééne enkele soort is tot biertoe van dit geslacht bek en d ; echter worden e r twee varieteiten van aau-
getrolfen, en door de bijzondere namen m a j o r (de grootere) en m i n o r (de kleinere) onde rseheiden, die a lle en ,
gelijk die woordon da t reeds voldoeiide a an d n id c n , door de grootte der bloemen verscbillen.
Do V a l l o t a p u r p u r e a (de oude A m a r y l l i s p u r p n r e n s dus) is afkomstig van de Kaap de Öoede H o o p ,
CU w e rd , zooals Sims in zijn boveiigeiioemd werk incdedeelt, door den Heer Masson in I Ï 7 4 in Engelaud iugevoerd. Dat
ze vanda a r n a a r ’t vastelaml kau overgebracht zijn is zeer wel mogclijk, ma a r niet minder waarschijnlijk is het
da t ook ¡11 Nederland oorsproiikclijke bollen van de Ka ap znlleii zijn iugevoerd.
lo e ii, voor eeu vijientwintigtal ja r c n , de knltuiir der Kaapsche bolgewassen meer algemeeu w a s , mocbt deze
praclitige soort iicrgens ontbrekon. Qelnkkig is ze la te r n ie t, zooals menigo a n d e re , vcrdwonen, maar waren bare
prächtige bloemeu gewis oorzaak da t zc in de bloembollcnkultunr in rni.nen zin werd opgenomen en meer en meer
in trek kwam. Troiiwens ze is ten volle wa a rd da t elk dogelijk plantcnliefbebber ba a r in zijne verzamoling opneemt.