collectio van elken bollonliefhcbber, nmar hot verdient ook gekweekt to worden door e lk , die sleehts over oone
kleine uitgestroktlicid gronds tc beschikken h e e ft; daa rge la ten nog da t hot zieh uitstokeml locnt ook voor potcultuur,
c n , good g ekw e ekt, do winterbloomtafel to t sieraad strekt.
Hot geslacht Muscari maakt een deel uit van h e t geslacht IL/aciufhus volgens do opva ttiug van L in n ao u s,
die trouwens voel s am en v a tte , dat de la te re kruidkimdigen, ofschoon n ie t altijd om deugdclijke rodon, mceiidcii
van e lka a r te moeten scheiden. H e t b e sta a t uit ongeveer een twaalftal soorten, die iu Midden- en Z uid-E uropa ,
in enkele declon van Azio eu in Noordelijk Afrika ihuis behooren. H o t zijn, even als do H y a c in th e n , stengelloozo
bolgewassen, met een bladerloozen bloemsteel, terwijl do smalle, meestal lijnvorniigo bladereu alle onmiddellijk
u it den bol voortkomen. Dc bloemen vormen miu of raeer dielite trossen a an den top des bloemstecls, terwijl niot
alleen dikwijls de bovenste bloemen onvruchtba a r z iju, maar h e t zelfs bij de Muscari inovsirosum voorkoint, dnt
ze zoo raonstoraclitig ontwikkeld zijn, d a t men e r met goen mogehjkhcid bloemen me e r in kau horkeimon.
Nu en dan vindt men de hie r afgebeelde soort nog wel eens aangevoerd onder den oudon Linnaeaansclien
naam Hi/acinthus hotrijoides, toch is z e , even als de aan b a a r verwante so o rteu , tegenwoordig meor algemeen als
Muscari bekend, en dit n iettegenstaande K u n th , in het in 1843 versehenen vierde deel vau zijn Em m e ra tio pian-
t a n m , h a a r met een vijftal anderen weder van dit geslacht afscheiddo cn van deze een uieuw geslacht m a ak te ,
dat hij Bofrijauthns noemde, en de h ie r bedoelde soort beschreef als Botri/anthus vulgaris.
■SVij hebben ons hie r niet te vermooien met h e t nasporen der redenen die hem hiertoe le id d en , en dit te
minder d a a r m en , met uitzondering van enkelen missehien, deze nomenclatunr n ie t volgdo. Wij meenden h e t e chter
te raoeten ve rmelden, da a r onbekendheid m e t de synoniemen ande rs lich t to t vergissing kan leiden.
H e t gewone D ru ifje , M. botrijoides en zijno varië te iten behooren tot de eonvoudigste, maar n ie t to t do minst
fraaie van dit geslacht.
Deze lieve voorjaarsbolgewassen k u nnen uitmuntend dienen voor randen om perken. Ze zijn zeer gemakkelijk
te kwe eken, vooral oradat ze n ie t keurig zijn wa t den grond b e tr e f t, inita die n ie t te vast on vooral n ie t to vochtig zij.
H e t liefste effect brengen ze te weeg wanneer ze in eenigszins grooten gotale dicht bijeen s ta a n , d a a r in dit
geval de schoonheidswaarde grootendeels wordt bepaald door he t effect d a t zo in massa m a k e n , da a r ieder p lantje
op zichzclf te ijl is om veel in ’t oog te loopen.
Ze worden vermenigvuldigd in den zom e r, in Ju li of A u g u s tu s , door raiddol van de jonge bolletjcs dio zieh
dan om he t oude vereenigd h ebben, en dit te moer als zo een ja a r of drie liebbon v a stg o sta an , hetwelk voor ecn
goeden bloei te verkiezen is boven ja a rlijks opncmen.
We lke dc fraaiste is : de oorspronkelijk blauwc of do w itte v a rie te it is n a tuurlijk niet te bep a len , da a r dit van
den smaak a fhangt. Men kwe ekt daarenboven ook nog eene verscheidenheid mot lichtblauwo blocmcn, M. hotrijoidcs
fa l l id im of paai-lfcteurig Druifje genaamd. Door do verselioidonhodon octitor doolinatig to vordcelon, Iron mon
he t effect e r van nog aanzienlijk verhoogen.
Hierboven me rkten wij reeds op da t zo ook voor p o tcultuur zeor geschikt z j n ; men nemo hiorvijor oclllor
geen a l te kleine p o tte n , wijl ook in dit geval hot a an ta l hloemstengcltjcs do sierlijkheid hepaelt. Ook moeten zo
niot ni te ste rk goforcecrd w orden, cn is hot ’t beste zo dicht onder ’1 g la s , b j matigc w a rm tc , langzaam to
laton ontwikkolon. In E ngeiand noemt men doze M m m r is v r j algemeen ,Gnq>e. Ib ja d n lh s ’’.
PL. CIX.
Colchicum byzanthinum Gmd.
H e t geslacht Colchicum, van dc natunrlijke familie der Mclanthaoeiin, behoort in h e l gen ia lig d e , vooral het
Zuidelijk gedeelte van Europa on de landen non do Middellandsche zee g e legen, toliuis. H e t kan gerekend
worden te be sta an n it ruim twintig soorten, - welk getal nog steeds nangroeit - van welke or e chte r sleehts
oen, de bekende Horfst-Tydeloos (C. autumnale ), on dan nog ma a r sp a a rzn am , in ons land in enkele vochtige
weilanden lä n g s , of in do n a b jh c id van rivieron wordt aan g e tro ffen , w a a ru it op goeden grond de gevolglrekking
mag worden g em a ak t, d a t ze nit hoogorc s trek en door h e t w a te r is .aangevoerd, on allicht door ovcrstroomingen
eenigszins werd verspreid.
In h a a r n a tn n ilijk en toestand bloeit ze in don nazomer. Die b. v. in S eptembe r sommige Zwitsersclie hoogvlakten
bezoekfc, kan zich d a a r verineien in h e t gezieht van de duizenden pa a rse bloemen, welke zieh boven h e t gras
verhcffen. De bloemen komen, gelijk bij de u itgraving b lijk t, u it een k o k e r , die uit den top des bols zich
ontwikke lt, te voorschijn en hebben eene zeer lange b u is , die e chte r grootendeels in den grond verborgen is ; op
den bodem da a rvan bevindt zich h e t v ru chtbeginse l, h e twe lk zich gedurende den w inte r verder ontwikkelt en eerst
in h e t volgende voorjaar als volkomen v rucht verschijnt.
Die dus met de e igenaardige gewoonte dezer p lan t n ie t bekend is , z ie t vroeind o p , wanneer hij e erst de
vruchten ziet verschijnen op een tijd wanneer hij bloemen zou \ e rw a c h te n , en d a a rentegen pas la te r bloemen, als
dc andere planten vruchten dragen. D it he e ft dan ook aanleiding gegeven to t de Nederlandsche benaming „ Tijdeloos”,
een verschijnsel e c h te r, d a t alleen a an h e t zeer lato bloeieu is toe te schrijven.
E en zeer eigenaardig verschijnsel bij deze bolleu (eigenlijk veeleer bolachtige knollen) is , d a t zc volkomen
goed bloeien ook in drogen toestand. In den bol is voedsel en tevens wa te r genoeg verzaineld om dc bloemen in
Staat te stellen zich gcheel te k unnen ontwikkeleu; eene gemakke lijkhe id, wa a rvau door sommigen gebruik wordt
gemaakt om zich in ’t na ja a r in dit zonderling verschijnsel in de huiskamor te veriueien.
Do Colchicum's bloeien bladerloos; de bladeren toeh verwelken en ve rro tten rceds in den zomer tegelijk met
het rijp worden der z.aden, die zieh in v nj grooten ge ta le in eene met drie kleppen openspriiigende zaaddoos bevindcn.
De hie r afgebcelde Byzantijnscho Tijdeloos is in alle opzicbteu forscher van ontwikkcling dan de gewone
Hcrfst-Tijdeloos (van wolke men eenige verscheidenheden k e n t); de bollen zijn g ro o te r, de blade ren bre ede r en de
bloemen talrijker.
ITot breeder zijn der bladeren zal wol oorzaak wezen d a t ze in de kweekerijen ook wcl voorkomt onder den
naam C. v e r a tr ifo lkm , gelijk zo roods bij de oude s cb n jv c rs , b .v . Clusius en B a u h in , C. latifoUuin v/erAgenoemà.
Gawler beschroof h a a r hot e e rst in 1818, in liot 27>' doel van h e t Bof. Magazine (tab. 1 1 2 2 ), als C. hgzanthinmn