Over ' t algemeeu zijn de F ritilla ria imperialis in den laatsteu tijd , altliaus in Holland, rnvaUUer geworden cn
hebben de kweekers veel te kanipen met zickte in deze gewassen ; ook worden de bollen niet zoo groot raeer als
v roege r, terwijl een en ande r de reden is dat de prijzen van eenige, vooral vao de gevnldblecmige vcrseboidcn-
heden, vrij boog ziju. E d ito r is dit niet bet geval met de fra a ie , bier afgebeelde Maxima.
PL. XXXV.
N a rc is su s maximus. N a rc is su s moschatus. N a rc is su s nanus minimus.
Op deze pla a t zijn eenige der schoone Narcissen afgebeeld, die door sommige k ruidkm idigen, die cenc vcrdee-
ling van het groote geslaclit Narcissus voorslaan, tot bet geslaclit Ajax vereenigd worden. Het zijn de lickende Troin-
pet of Kande la a r Narcissen. De bijkroon of kclk geeft a an deze de meeste sehoonlieidsvvaardc, da a r zij een klok-
vormige geda ante en tevens zooveei orav.ang beeft, da t z e , als ’tw a r e , de bloem bebeersclit. De grootste der afge-
beelde, N. maximus, is tevens de voornaamste dozer afileeliiig on zeer gemakkelijk te onderseheiden v.aii dc enkele
Narcis van S io n , N. m a jo r, hoewel beide soorten wel eens met elkande r verward worden. De laalstgeuoenide is
lichter van k le u r, ook zijn ba a r bloembladeren meer na a r de kelk gebogen. De N. moscbalus is in al ha re deelen
ook in groeiwijze, minder forsch dan de beide genoemde. Deze soort konit voor onder de namen v a n : N. .albiis,
N. tortnosus, N. pa tnliis, N. cernmis. Na a r de hooding te oordeelen van de dubbele N. cernuns is de enkele toch
een andere soort dan do inoscha lns, die or steeds voor gegeven wordt. De kleinste der a fgebe e lde , N. nanus
minimns, wordt slecbls ceiiige centimeters boog: liet is een allerliefste soort, die iu Maart of April blocit, en
zeer geschikt is om e r randen vau te planten.
Deze la a is te is ook bekend als N. m inor, N. Trompet minor en S. pygmaens. Over de kultiinr valt nicts
bijzonder op te merken, da a r de Trompet Narcissen op dezelfde wijze als de overige Narcissen bebandeld worden.
T o t de groep Ajax behooren, bebalve dc afgebeelde, o. a. nog de volgende soorten, die wij hier laten
volgcn; bicolor. cermius. cernnns fl. pleno, lobularis. lorrifolius. major, major 11. pleno, nanus major, propiiiqiius.
j 'L XXXVI.
Vroege tulpen, witte Pottebakker en Proserpine.
Op deze Iilaat vindt men een a fbeelding van de bekende witte P o tte b a k k e r, die tot de vrocgst lilooiciidc
tulpeu beboort e n , om ba a r vele Verdiensten cn zoo ouontbecrlijkc k lc n r, in grooten g etale gobriiikl wordt.
De Proserpine is daareutegen nog te weinig bekend, doeb zal ongotwijfeld, wanueer de prijs wa t nicer binnen
' t bereik van elkeu liefbebber k om t, grooten opgaiig maken cn meer eti meer ccn der gezocblslo soorteu worden.
Beide zÿn uitstekeud gescliikt oiii vervroegd te worden.
PL. XXXVII.
Hyacinthen. Willem I en Ida
Doze verscbeidenbeden behooren tot de voortreffelijkste der tegenwoordig gekweekte soorten. W a t de bol be tre ft,
ZOO la a t die van Willem I niets te wenscben over, terwijl ook I d a , ofseboon geen grooten, toch in den regcl een
goedeu bol vormt.
P L X X X V IH .
Gladiolus Gandavensis. uoh. var. Brenchleyensis.
Deze vcrscbcidenbeid is in Engeland gewonnen, omstreeks 184.0, door den Heer Hooker te lirencbley in Kent ; ze werd
later uit Engelaud in grooten g etale over bet vaste land verspreid. H a a r ougemeen prächtige cn sehiftereude k le u r, flinke
bonding en Sterke groei maaktcn ha a r dadelijk tot eene soort van groot belang. Zoolang sehittereude kleuren gezocht worden —
cn wanneer zal d a t het geval niet meer zijn — zoolang zal de Gladiolus B rn cU e y em is , die de Gandavensis-typc ver
achter zieh la a t, de eerste blijven onder die verscheidenheden, welko in aanmerking komen voor groepen en perken.
Plauttijd Maart—April. Voor bet overige is de kultiinr dezer Gladiolus zeer eeuvoudig en groeien ze bijua in elkeu grond.
P L XXXIX.
Richardia africana. Km ,t/,.
Reeds op het eerste gczicbt herkeut meu iu deze fraai bloeieudc plau t eeu a auverwantc van de ook bij ons iu ’t wild
voorkomende gewone ArousUelk (Ann» mac^lahnn. Linn.), inet welke ze dau ook tot ééuc familie, die der Aroideen behoort.
Deze zeer uitgebreide eu voornamelijk in tropisch Ame rika , ook iu Indie e n , hoewel met eeu kleiner a autal
soorteu, in bet geinatigd gedeelte vau Europa thuis bebooreude, kan als een der meest ka rakte ristieke vau de
groote afdeelmg der Eénzaadlobbige planten, Monocotyledouen, beschouwd worden, en d a t wel deels om de eigenaardige
bloeiwijze, deels ook om het voor deze groote afdeeliug afwijkeud k a rak te r de r bladeren.