lieid van den bloei te verhoogen, daar dc ideuren der bloemen sleeds h e l voorilceligst legen of nevcns hel groen
der bladeren uiikomen.
Toch aarzelt nianiainl ilo p o udle lie , wicr bloemen in de zon gezicn lellerlijk als mel goiid doorvvcven zijn,
onder de schoonsl bloeiende bolgewassen le rangschikken. De flinke, fraai syramelrische blocmvonn, dc donkcr
blocdroodc kleur — die echler mocicbjk is weêr le gevcn — maken inderdaad ccn indruk die blijvcnd is , cn Inj,
die dc bloemen eens heefl ge z ien, vergeel ze nimmer.
De naam AmanjlHs formosissima, gelijk Linnaeus ha a r noemde — vroeger beeile zij Lillo-Narcissus Jacobaeus
met nog enkele adjectieven — heeft nog steeds bet b u rg e rre ch t, niettegenstaande de Engelscbe kruidkundige
Herbert ba a r in zijn in 1837 versehenen „AmnrißUdaceae" tot de type van een bijzonder geslacht verbief, dal hij
Sprekelia noemde. Er h cstaal van de hie r afgebeelde soort eene verscheidenheid glauca g en a am d , die echler gecne
meerdere waarde heeit.
De bollen verheeren gedurende den w inte r in een toestand van volmaakte ru s t on moeten dan droog en vorstvrij.
zelfs op eene warme plaats bewaard worden. Naar ons zomer- klimaat schikt zieh deze plan t overigens volkomen .
en nauwelijks is ze in het voorjaar, in April, in den open grond geplant of de donkerroode knoppen komen daaruit
le voorschijn. Eene maand na de planting of iels la te r, ol naar de voorzomer warm is, staan ze in bloei. Elke bol
geeft één à twée bloemstengen, die 20 à 25 centimeters hoog worden en ééne eenigszins na a r beneden gebogen
blocm dragen. De bloem du u rl vrij lang en levert derhalve even veel, zoo niet meer genol, dan vele andere
planten die lal van bloemen vooi'lbrengen, maar welker schoon n a één of cen p a a r dagen voorhij is. In October
of November neeml men ze uit den g ro n d , snijdl lof en w o rld s af en worden, ze bewaard als hierboven is
aangegeven. Niet alleen is de Sprekelia formosissima geschikt om in pollen of scholels, maar zelfs om zeer
gemakkelijk in de kainer le bloeien op glazen met water gevuld. Doch altijd moet een voldoende rusttijd voorafgaan.
Hel is overigens onnoodig hier verder over den lof uit te weiden de r bloem , die de ridders van S t. Jacques
de Calatrava op h unne kleederen geslikl h adden, en daarom bij de Franschen nog steeds L is S i. Jacques, bij
de Engelsche Jacoboea L ily h eel, en om die reden weleer als L ilio-Narcissus Jacobaeus onderseheiden werd.
PL. LXXT.
Calochorti spec. div.
Yan het prächtige geslacht Calochorlus werden omstreeks de jaren 1831 en 1833 eenige soorten in Europa
door Douglas uit Californie ingevoerd. Toch waren deze keurige bolgcwassen lol voor eenigen tijd zoo goed als
geheel u il de kweekerijen verdwenen. In de laatsle ja ren zijn ze e chler — en wel mel goed gcvolg — op nieuw
u il Californie ingevoe rd, waar ze in groot aantal worden aangetroffen op wa rm e , droge en sleenacliligc plaalsen,
zoowel in valleien als op berghellingen. Yrij algemeen is de klaclil dat dc Calochorti moeilijk en laslig zijn om le
kweeken. Doch de goede resullaien die door verschillende kweekers verkregen worden, lielzij dal ze deze liolge-
wassen in bak k en , in p o llen , of in den vollen grond p lan ten , overluigt tegenwoordig menigecn van hc l ongegronde
dier veronderslelling. Gewoonlijk planl men ze van October Lol Deeember — al naarraale ze vroeger of la le r
leekenen van nieuw leven gevcn — in den Kaapsclien l)ak in zeer liebten, mol ou d en , goed verleei’den koernest
vermengden, sleenachligen g rond, vooral zorgdi'agcnde dat he l wa le r goed door kan zakken. In Holland schijnl men
nog de proef lo moelen nemen mel de kweeking in den vollen grond. In Enge iand, althans volgens een dor eersle
aulorileilcn op dil gebied, den lle e r Thomas S. Wa re , schijnl men reeds de zekerheid verkregen le h eb b en ,
d al ze even goed voor vollen grond als voor polcultuur gcschikl zijn. Zoodra hcl lof geheel afgesloiven is, omstreeks
hel einde van .luli, neeml men zc uit den grond en hewaart zc droog lot den planllijd. De Calochorti geven,
onder günstige omslandiglieden, overvloedig zaad. Een enkele blik op onze plaat is voldoende om een dcnkbceld le
krijgen van het gracieuse en schoone van deze lieerlijke bloemen. ’t I s w a a r, dal de Calochorti nog niet behooren
lol dc goedkoope bolgewassen, maar raen heefl hier ook nicl te doen mel icls dal overal gevonden w ordt cn
overal te zien is. En bovendien — geven dc liefhe])bers soms nicl hondcrdmaal meer, dan voor een Calochorlus
gevraagd wo rd l, voor eën Masdevallia, cen Phalcenopsis of voor eene andere zeldzame Orchidee, die — wil men
ze in goedcn sla a l onderhouden — ongelooflijk veel zorg vereisehen en in kostbare serres moelen geplaatst w orden?
Al willen wij niels le kort doen aan de indrukwekkende schoonhcid der Tropisclie Orchideen, tocb kunnen de
Calochorti eene vergelijking met deze aristocralisclie Woeraen gerusl doorstaan.
Daar de nomenclatuur der Calochorti veel Studie en onderzock vereisclu, verheugl hel ons zeer over dii
pu n t h e t woord te kunnen geven aan een der meest bevoegden op dit gebied, den Heer J. II. Krelage, chef der
firma E. II. Krelage & Zoon, aan wier wijd verraaard elablisscmenl wij ook de bloemen danken, die lot model
gestrekl hebben voor onze plaal. De Heer Krelage beeft de welwillendheid gebad ons de volgende opmerkingen
na a r aanleiding van onze plaal le doen geworden.
No. 3. Calochorlus luteus. Bougl. MSS.
Deze soorl is vri) algemeen b ekend; koml in den handel ook voor als: Calochorlus yellow cn Calochorlus
luteus oculalus en is afgebeeld: L indi. Bol. Reg. t 1567. P a x l. mag. I l 221. Flore des serres I I i 40.
No. 2. De typische vorm van Calochorlus venuslus. Rcnth. Deze soorl is afgebeeld; L indi. Rot. Reg. l 1669. Paxl.
mag. / i 30. Flore des serres I I l 40. The Garden 1876 IX p. 134 pl. Yl.
Dc vlekken cn leckcning in dc bloem komen op dc afbeeldingen in de aangeliaalde werken niet allijd
juisl overeen, maar dit is toe le schrijven aan varialies in de afgebeelde exemplaren, of minder accurate
tcekening. Dc onder No. 1, 4 en 5 afgebeelde vormen inoclcn als varieleilcn van deze soort beschouwd worden.
No. 4. Calochorlus venustus var. brachysepalus. Regel. Beschreven cu afgebeeld in dc Garlenjlora 1876 (vol. 25)
p. 130 lab. 865. Zij oiulcrscheidl zieh van den lypischcn vorm door korlcre kelkbladen en he l gemis der
eigenlijke vlekken aan dc binnenzijde der pelalen.
No. 1. Calochorlus venusUis var. lilacimis. Baker.
No. 5. Calochorlus venustus vai\ pu ip u reu s. Baker.
De beide laatslgenocrade varicleilen werden lot nu loe nog niel afgebeeld en zijn voor ’le e r s l door den Heer
J. G. Baker genoemd en bescbreven na a r aanleiding der bloemen hem indertijd door de Heeren E. II. Krelage & Zoon
loegezonden. Zie Gardeners' Chronicle. New Series. Yol. VIH (1877 b.) pag. 70 en 72.