geüefd van h e t oogenblik toon ze door zaden vóór bijna twee eeuwen uit Poru in Europa word in g ev o e rd , to t op dit
oogenblik , geliefd door iedereen , om de fraai gevormde bladeren , om de bloemen , even sierlijk door vorm als door kleur.
Beide deze organen — bladeren en b lo em e n— gaven den Ne stor de r kruidkundige wetcnsoliap, Linnams, dan
ook aanleiding tôt don ziiirijken g eslachtsnaam. afgcleid van h e t Grieksche woord tropaion = z e g e tc ek cn , waarvan
ook h e t in onze ta a l vaak gebezigde „tropee” afkomstig is ; immers be t blad der gewone O.-I. K e r s , on van
enkele ande re soorten komt volmaakt met eeu schild overeen (men noeinf zulko bladeren dan ook schildvormig),
terwijl de bloem a an een helm doet denken.
Met de hie r afgebeelde vijfbladerige TropivoJvi» is dit niet h e t g ev a l, trouwens e r zijn versoheidene so o rten , die
in bloem of bladvorni, ook wel in beide zeer van de typische soort afwÿken, 'tg o e n echter niot wegnecmt, d a t z e ,
in ha re k a rak te rs voor h em , die sleehts eenig geziclit op de natiuirhjko verwantschap der planten h eo ft, gomakkelijk
als tot een en hetzelfde geslacht behoorende te he rkennen zijn.
D it nam toch niet weg d a t de Bibliotliecaris van h e t Linnæaansohc Gezelschap to L o n d en , David D o n . die
in ‘t begin dezer eeuw leefde, voor deze soort een nieuw geslaclit voorstelde, dat hij Chymncarims noemde, cn
werkelijk werd zij dan ook door dezen en geiien wel Chymocaz'pus peiifaphyllus genoemd , da t echter gelukkig niet
algemeen word nagevolgd. H e t zou toch jam m e r geweest zijn eu kon sleehts aanleiding geven tot ve rwnrring om eene
soort die zoo k a rak te ris tiek to t TropoeoJum beh o o rt, oindat h a re vrncliten wa t saprjjkcr zijn, d a a rv a n a f te scheiden.
Ze is van Znid-Amerikaanschen oorsprong en sclujnt zoowel in U ru g a y , als in de Argentijnsche Republiek
voor te komen. Terwijl Loudon, in zijn Ho rtu s hritcnmiciis h e t ja a r 1824 als dat van ha ren invoer in Eu ro p a ver-
ine ld t, wordt door Graham in h e t 59e deel van Curtis’ Botanical Magazine (1832) ve rmeld, dnt de H e e r Ne il,
te Canoiiuiils, e r in 1 8 2 9 , door tusschenkomst van den H e e r Tweedic, een knol van o n tv in g , die uit de omstreken
van Buenos-Ayres a fkomstig w a s, zonder d a t hij van een vroegeren invoer melding ma akt. Zoowel op de 3190e
pla a t van genoemd w e rk , als op de een ja a r la te r door L indley gopubliceerde 1547e pla a t van liet Botanical
Register, is ze zeer goed afgebeeld.
Men zegt e r niets te veel van als men h a a r eene bevallige plan t no em t, al is zc niet de meest gracieuse van
dit fraaie geslacht. Ze behoort tot de overblijvende so o rte n , to t d ie , welke door middel van oen knola chtig,
onderaardscli sten g e ld e e l, n ad a t de ja rig e stengel afgestorvcn is , eenigen tijd slapend voortleven, om d a a rna
weer met een of meer nienwe stengels te ontspruiton. Deze worden zeer lan g , en zijn draadvormig d u n , m a a r ze
b e z itte n , even als alle soorten van dit g e s la ch t, de merkwaardige eigenschap van zieh door middel vau de blad-
stelen a an ande re n ie t te dikke voorwerpeii — stengels of takken van andere voorwerpoii b. v. — vast to lie c h te n ,
en d e z e , als tot belooning voor dien s te u n , inet een rijkdom van fraaie bloemen te tooien.
Op hoe velerlei wijzen van deze sierlijke plan t tot verfraaiing kan gebruik gema akt w orden, meenen wij goruste
lijk aan den goeden smaak onzer lezers te mögen o v e rla ten , toch zijn wij zoo vrij hie r toi' loops op to merken
d a t, w an n e e r raen h a a r vrij la a t klimmen door de takken van n ie t al te hooge h e e s te rs , eene heg b .v ., ze deze
ongemeen sierlijk ma akt.
Met goede bedekking kunnen de knollen der Tropæolum p entaphy llum des winters in den vollen grond
overblijven. Men kan ze ook in ’t na ja a r opnemen, droog en vorstvrij bewaren cn in hot voorjaar weder planten.
Ze bemint eene zonnige, wan n e s tandpla a ts en ecn lic h te n , goeden grond.
PLAAT GUI.
Hyacinthen: S ir William Mansfield en Masterpiece.
Beide verscheidenheden behooren to t d ie , welke in den la a tsten tgd in den h ande l zijn gekomen. S ir William
Mansfield werd gewonnen door wijlen den H e e r Alb. J . van der Yeldt. W ie de winner is van Masterpiece, kan
niet met zekerheid uitge ina akt worden. Laatstgenoemde H y a c in th verdient ten voile hareii naam ; vorm van tros
on nagel is voortreffelijk en h a re groeiwijze onberispelgk.
Ze is donker violetblauw ra e t zeer breede, zwarte middenstrecp en kan als eene der b e s te , zoogenaamd zwarte
variëteiten beschouwd worden. Jam m e r d a t deze p rä chtige kleur zicli u ie t le ent om nagebootst te worden en we
dus met eene lichtere nuance tevreden moeten zijn. Deze verscheidenheid m a ak t een goeden boi. De enkel paarsche
S ir William Mansfield is ook onverbeterlijk wa t houding be tre ft en heeft eenen zeer scboonen en grooten boi.
W e achten beiden eene goede aanwinst en wenschten daarom reeds nu de a anda cbt op deze voortreffelijke
Hyacinthen te vestigen.
PLAAT CIT.
Alstroemeria chilensis hoh.
H e t was omstreeks h e t midden der vorige e euw, d a t men in Eu ro p a met de e e rste ingevoerde soort van dit
fraaie Amaryllideën-geslacht bekend werd. D it was de sierlijke Alstz-oemeria pe legrina, d ie , u it P e ru in Spanje
ingevoerd, door middel van zaden in h e t bezit kwam van Linnaeus. Deze p la n t, toen nog geheel o n bekend, werd
door den Zweedsehen kruidkundige Alstroemeria genoemd na a r Claus Alstroeme r, Kanselarij-raad te Goth en b u rg ,
door wieus bemiddeling hij b a a r had ve rk reg en ; terwijl hy voor soortsnaam dien behield, bij welken ze in P e ru
bekend was. Hetzelfde geldt voor de in 1 7 7 6 , eveneens uit P e ru ingevoerde Alstroemeria L ig h t, die e chte r in
fraaiheid ver a chte r dc eerstgenoemde sta a t.
In deze eeuw werden achtercenvolgens verschillende soorten uit Ziiid-Amerika in gevoe rd, waarvan sommige
vrij algemeen verspreid we rden, terwLjl ande re lot enkele inrichtingen b o pe rkt bloven en derhalve minder algemeen
bekend werden.
D it geslacht toch is vry uitgebre id ; immers , tc rwÿl Stendel ruim z eventig soorten c r van vermeldt — welk
getal allicht door opnamc van synoniemen en v a rie te iten te hoog gesteld is — werden e r door K u n th in zijn
Synopsis nog veertig beschreven. Ze behooren alien in tropisch- en in Zuid-Amerika thuis.
Over he t algemeen kan men zeggen da t ze veel raeer de opraerkzaamheid de r liefhebbers ve rdienen dan h a a r
inderdaad ten dccl v a lt, want schaars zal men meer verscheidenheid in de kleu ren de r bloemen a an tre ffen , dan bij