Terwijl locli de bladereu van de Monocotyledoireu in T algemeen zicb konmerkcn door bnn onvertakt ncrven-
en aderstelsel en d e z e , ’t zij ze iu zijdelingsobe richfing van een boofd- of middennerf na a r den rnnd loopen, of allen
van den voet n a a r don top des blads gericbt zijn, steeds parallel loopen cn dns geen adernet voruien, zooals men
in alle bladeren der Dicotyledonen opmerkt, wijkt de faiuilic der Aroidebii biervan a f eu komt zoowel de nervatie
als de vorm der bladereu inet die de r Dicotyledonen overeen.
Ook de bloeiwijze is karakteristiek. Deze bestaat vooreerst nit een lilociscbeede, die bij de Riclirmlia africmm
zmver w it, bij enkele anderen groenacbtig-geel, bij veleu groen cn bij zeer enkclen rood of pnrper is.
Deze bloeiscbeede, die door veleu voor de bloem wordt aaiigezien, is niets anders dan ccn omliiilscl of, als
men zoo wil, een algemeene woning voor een groot a antal bloemeu van tweebrlei geslacbl. Die blociucn zijn zeer
klein en onvolkomen ; ze zijn veelal in vrij grooten getale gepla a tst om eeu vleezige sp il, die zicb middon in de bloeiscbeede
bevindt; deze spil wordt de bloeikolf genoemd. Dà àraan onderscbeidt men met bet gewapend oog twcccrloi blocmpjcs,
de eene slecbts nit meeldraden be sta an d e , en iets lager de andere slecbts door een vniclitbeginseltje vertegenwoordigd.
Het topgedeelte van dien bloeikolf is gewoonlijk u a a k t, d .i . met geen blocrapjes of Organen , die e r op gelijken, bezel.
Het ontbreekt deze fraaie p la n t, die in Ziiiclclijk Afrika oorsproukelijk is cu ook op St. Helena gcvonilcn w o rd t,
niet aan namen. Het allereerst noemde Commelin ba a r Arum ttelhiopicum, la te r ontving ze van Linnaons den naam
Calla aallmpica, welken naam zo in vele kweekerijen nog tegeuwoordig d r a a g t; Sprengel noemde ha a r i'»/oM.s,o cn
vervolgcns Zanlalesckia aellilapica, welke laatste iiaam tegenwoordig door sommige kriiidknndigen gebczigd wordt.
Het meest algemeen komt ze echter voor onder den bierboven vermelden naam Richanlia a/ricana. Aldus werd ze
genoemd door den Duitscben kruidkundige Knntli, die zieh op het gcbied der bescbrijvende krnidkimde zeer verdien-
stchjk beeft gemaakt. Ze d ra ag t dezen naam vermoedelijk te r eere van den r ra n s c h e n kruidkundige Ach. Kicbard ,
mogelijk ook bedoelde Kiintb een hiilde aan diens vader L. 0 . M. E ieba rd, een kruidkimdig reiziger, die in 1821
te Parijs overleed.
De Witte Aronskelk werd reeds in ’t begin der ISii' eenw in Europa ingevoerd cu o. a. afgebeeld iu bet in
1805 versehenen 21.i. deel van Onrlis’ Botanical Magazine, tab. 832.
Hoewel eigenlijk een w a te rp lan t, kan ze ook zeer goed biiiten 't water gekweekt worden. Toeb bevordcrt
bet plaatsen vau eeu .scbotel met wa te r onder de pot zeer dc krachtigc ontwikkcling. Hol is vooral lijdcns den
bloei, als de 80 i 100 centim. booge bloemsteel zicb recht tnsscheii de friscbgrocne bladereu verlieft, eene wäre
sie rp lan t, die zoowel voor tuin- ais voor kamerversiering wczeiilijken dienst kan bewijzen.
Kweekt men ba a r in 'tw a te r en Staat ze p .m . 50 à 60 cent, d iep , dan behoeft men geen vrees to k o e s tc ren ,
da t de winterkou ba a r zal deren. In de lente brengt men dan de potten weGr dichter aan de oppcrvlakto van liel
water. Gemakkelijk kan men de in potten gekweekte planten echter laten overwinteren in een koudon bak oforaiijcrio.
PL. XL.
Am ary llis Belladonna. L in n .
Het geslacbt Amariillis, d o o r Linuaeus aldus genoemd na a r een schoone Nymf uit de Grieksche fabelleer, tcn-
cinde door deze vergelijking eenig begrip te geveu van de scboouheid der bloemeu, beboort inzonderbeid in het
tropisch cu gematigd gedeelte vau Ame rika , zoomede iu Zuid-Afrika thuis eu is rijk a au soorteu, terwijl elke soort
als ’tw a r e eeu pleitrede is voor de schoonhcid vau dit plantengeslacht.
Eveuals de Lelie de type is vau de rijke familie de r Liliaceöu, zoo is ook het geslacht Amaryllis die voor de
familie der Amaryllideën, waartoe een a au ta l geslachten beboort, die allen om de schoonhcid der bloemen het bu rg e rrecht
in de verzamelingen liebheu verkregeu.
'tZ o u tot te groote uitvoerigbeid leiden om de verschillende keumerkeu hier op te sommcu, waardoor deze
beide groote plauteufamilicu zieh vau elkander onderseheiden. Eeu zeer gemakkelijk wa a r te nemeu k a rak te r echter
willen we hier ve rme lden, omdat sommigen wel eens iu twijfel verkeereu met welke vau die twee familiëu ze te
doeu hebben. Bij de Liliaceöu bevindt zicb uaiuelijk het vruchtbeginsel steeds in de bloem, als het ouderste, m e rk-
ba a r verdikte uiteinde vau deu s tijl; bij de Amaryllidëeu daareutegen vindt raen bet uiramer in , maar steeds
de bloem. Wanueer men zicb mi b. v. de soorten vau Crinum, Narcissus, /im a ry llis, enz. voorstelt, dau herinnert
men zicb d a t de a ansta aude vrucht tijdeus deu bloei, onder de bloem zichtbaar i s , wa t met de L e lie s, T u lp eu , H y a c iutheu,
enz. niet het geval is ; bij deze komt het vruchtbeginsel pas aau den dag als de bloembladeren afvallen of verwelken.
Hij, die bepalen wilde welke soort vau Amaujllis de schoouste is , zou eeu gewaagde ta a k op z ich u em eu , cn
zouder twijfel tegeuspraak uitlokkeu. Alle Amaryllisspn ziju scboon, eu ’t i s de bij velen verscbillende sm a a k , die
hier iüdividueel te beslissen beeft, ma a r zouder eenigen twijfel is het wa a r d a t de Amaryllis Belladonna tot de
zeer fraaie behoort.
Trouwens da t blijkt reeds bieruit d a t ze gedurende meer dan auderhalve eeuw ha a r reputatie in de
Europcesche tuineu bandha a fde , en d a t wel niettegenstaaude die door zoovele an d e re , niet minder schoone dochteren
vau Flo ra ha a r krachtig werd betwist. Reeds in ’tb e g in der 18‘>e eeuw werd ze uit Portugal ua a r Middeu-Eiiropa
overgebracht. Wauueer eu door wieu ze iu P o rtu g a l, vermoedelijk vau de Kaap de Goede Hoop, is ingevoerd, schijnt
niet bekeud te ziju, maar deukelijk tocb zal da t niet veel vroegei- gesteld moeten worden.
De Amaryllis Belladonna. L iiw ., door Link Callicorc rosea, door Sweet Belladonna purpurascens, door
Herbert Coburgia Belladonna genoemd, is eeu krachtig groeiend bolgewas, welks bloenistengels, uit oude bolleu,
ouder guustige omstaudighedeii 80 tot 100 centim. hoogte kunueu beveiken. Deze soort bloeit iu deu na zomer, vóór de
outwikkeling der bladeren. .Dit beueemt wel is wa a r a au het geheel die bevalligheid, welke de bladeren steeds a au
de bloemeu bijzettcu, maar deze la a tste zijn zoo scboou d a t ze het gemis der bladeren dubbel vergoedeii. De bloemeu,
die a au deu top van den bloemsteel tcu getale vau 4 à 10 zieh aehtereeuvolgeus opeueu, ziju groot en van eeu
beider purperen k le u r; ze bebbeu een a augcnamen, frisscheu geur.
De Amaryllis Belladonna wordt onderscbeideu, u a a r gelang vau de hoogte der bloemstengels eu de grootte der