van Mevrouw Llewellyn onlving, die de bollen bad ingezameld in de Pyreneën, in den oinlrek van Biarritz.
De lle e r Maw en anderen bebben onlangs twee of drie witacblige variöteilen van Corbularia gevonden, maar
de Afrikaanschc Carlnilaria Clusei {si/n. monophijlliis en albus), wclke zoo overvloedig in Algiers groeit, is ztiivcr
wil en zeer fraai.
P kte r BARn.
PLATE XCVI.
Sciita campanulata, a h .
Sc illa campanulata var. alba. - S cilla campanulata var. rosea.
Ilei geslaclit Scilla beboort tot die , welkc bij de ìiefìiebbors van fraai liloeiende bolgewassen zcer in cere zijn,
cn bel verdienl die onderscbeiding len volle door den rijkdom van soorlen en dc versciieideniieid van bloei. Yan
de lieve Scilla sibirica toch tot de krachlige Scilla m a r ilim a , wal eon speelruimte, zoo in bloeiwijze als in de kleur
de r bloemen! Immers al is hel w a a r. dat deze laalsle tegenwoordig door velen als de type van cen ande r g eslacht,
Vrg in ia , wordl beschouwd, even waar is hel dal e r niet weinigen zijn, die liaar als lot de Scilla’s behoorende
blijven besehouwen, lerwijl dan ook deze Vrginia zooveei verwanlschap met Scilla Iieefl, dal men nicl le veel
waagt mel liaar als eene wijziging daarvan te besehouwen.
Dc liier afgebeelde soort SciUa campanulala belioorl in Zuidelijk E uropa , cn meer bijzonder in Spanje Itiuis,
en schijnt reeds zeer vroeg de opraerkzaamheid te bebben ge trokken, als kimnende de tuinen lot sieraad verslrekken
, immers men kan baar vrijelijk rekenen lol de oudste lot dit doel gekweekte planten te b e h o o re n , da a r zij
reeds in lict laatste vierde gedeelte de r 17® eeuw als zoodanig ook in Midden-Europa voorkwam. Twee eeuwen
lang bandhaafde zij dus bare rechten in de luinen der liefhebbers, en een enkele blik op onze plaal is voldoende
om dil te begrijpen, en geefl levens de zekerheid dal zij die rechten niel zal veriiezen.
Als de lypisclie soort moel de blauwe gerckend worden, waarvau reeds in hel in I7U5 versehenen 4o deel van
hel „Botanical Magazine” eene vrij goede afbeelding versclieen. ln 1808 gaf Sims in datzelfde werk eene b e tc re ,
zoo h e t h eet, welker bloemen e chler te donker zijn. Hierbij zijn alzondeilijke bloemen afgebeeld van dc wille en
rose variëteil, waaruit blijkt dal die loen reeds bekend waren. Opmerkelijk is bei daarom wanneer ßossin, in 1 8 7 2 ,
in zijn „Planle s bulbeuses”, van deze soorl sprekende , zegt: „il en existe une varicic à (leurs blanclies” zonder van dc
lieve rooskleurige te gewogen. Wij zouden niel vvelen wclke van deze wij 't meesl moesLen aanbcvelen, wanl al is
he l waar dal de bloemsleng van de blauwe zieh liet sle rksl ontvvikkcll en liel grootste aantal bloemen d ra ag t, zoo
zijn de beide ande re , vooral om de kleurnuanceering, niel minder aanbcvelcnswaardig. Belialve de liier afgebeelde
vormen beslaan van de Scilla campanulala nog eenige andere verscheidenlieden, voornamelijk van de b lauwe , doch
deze zijn van minder belang, zoodat wij liel onnoodig achten ze liier nade r tc bcsprekcn. Wij vermelden alleen als
belangrijke verscheidenlieden van Engelscben oorsprong; campanulata Emperor cn campanulala Kmpz'css.
De Scilla campanulata is volmaakt legen ons klimaal liestand, en vereischt dus, belialve dal ze nu en dan 1er
verversching van den grond vcrplanl willen w orden, gcen bijzondcren zorg. Ook voor polciilluur zijn deze Scilla’s
geschikl.
PLATE XCTIL
Leucojum æstivum. lü„.
Wan n e e r men cen blik werpt op onze 9T-t« p la n t, zal men zeker n ie t lang anrzelen toe te stem m en , dat
de n a tu u r sieclits weinig Imlpmiddelon behoeft om a an lietgoon zij voortbrengt eone bevalligheid te gev en , die
n an tre k t, ondanks de groote eenvoudigheid.
Dra agt bij de Pentlandia lie t geel de r meeldraden nog veel tot de sierlijklieid van h e t geheel b ij, voor de
Leucojum bezigde zij niets anders dau groen en w it, en toch heeft deze plan t zoowel door de k leur als door den
vorm en den bevalligen stand der bloemen iets da t h a a r stempelt tot een onzer bevalligste bolgewassen.
I l e t geslacht Leucojum is na verwant a an G a hm thm (het S ne euwklokje), en in Enge land Iieeft men die
verwantscluip zelfs willen u itdrukken door den n a am , im m e rs, terwijl ons sneeuwklokje d a a r bekend is onder den
volksnaam „snowdrop” , noemt men e r de Leucojum „siiow-flake” . De Duitschers kee ren h e t om en noemen de
eerste „Schneeflocke” of „Scluieetropfen” , de tweede „Schneeglöckchen” , bij de F ran s ch en h e e t de Leucojum „Xiveole” ,
.allen zinspelende op de witte k leur der bloemen, terwijl ook de wetenscluippehjke naam van h e t Grieksche woord
lencos (wit) afkomstig is.
Ofschoon dit geslacht u it meerdere soorten b e s ta a t (Stendel vermeldt e r in zijn Komenclator negen) tre ft men
e r toch sleehts twee van in de tuinen a an cn wel de L . rernum (de voorjaai's-Leucqjum) en de hie r afgebeelde
L . (c stkum (de zomer-Leucojum), beide in h e t gematigde gedeelte vnn Eu ro p a itiheemscli, beide dan ook volkomen
tegen onze winterkoude bestand.
In tegeiisteliing van de L . v e rn um , die zeer laag blijft, vormt dc L. cvsfirum eene kloeke p la n t, inet lan g e ,
sinalle bladeren van 4Ü—50 Centim. le n g te , wa a r boven de b loemstenge ls, die aan den top 3 to t 6 bloemen
d rag en , zieh sierlijk verhefton. Deze bloemen, die aanvankelijk allen in eene groene scheede besloten w a r e n , h a n g e n ,
n ada t ze d a a ru it te voorschijn kw am en , a an vrij la n g e , dünne steeltjes bevallig n a a r ééne zijde over. De bloemblaadjes
zijn ZÓÓ tegen elkande r g e p la a ts t, d a t de bloem eene kiokvormige ged a an te h e e ft; zo zijn sneeuwwit,
doch aan den top door eene groene vlek geteekend.
Even als alle ALinaryllideën bevindt zieh h e t vruchtbeginsel onder de bloem, in den vorm van een langwe rpig,
donkergrocii kogoltjc, waartegen de witte bloem nog tc fra a ie r afsteekt.
Deze p la n t, die voeleor eene ha lf bescliaduwde dan eene tc open s tandpla a ts cn een vochtigen grond bem in t,
is dus zeor gescliikt om in bosschen g eplant te wo rd en ; zij groeit zelfs zeer goed in moerassigen g ro n d , bloeit in
den voorzomer, in Mei en J u n i , on gooft dan bhjk dat ze ook ha re pla a ts in den tuin en de weinige zorg die ze
v e rla n g t, ovcrwanrd is.
Do Leucojum a'Mimm mag n ie t ieder ja a r ve rplant worden; zij zal integendeel goed gevestigd z-ijncle, veel
b eter en milder bloeien,