Ranunculus A s ia ticu s L in n . flore pleno.
Eeii enkele blik op onze p la a t, d ie , boe goed onze scbilderes eu de litltogra a f zieh ook van hmme ta ak mögen
gekweten hebben, toch verre bij de n a tuur a ch te rs ta a t, zou, voor hem die deze bloemeu niet k eu d e , reeds vol-
doeude zijn om do planten zoo spoedig niogelijk te ontbieden, ten eiude zieh bet genot te v e rs ch a ffen ,’t welk Iiaar
rijke en zeer sierlijke bloei in zoo ruime mate k au verschaffen. Het is dan ook zeker geen wonder, d a t hare k u ! 'nur
van zoo ouden datum is , da t men tot den oorsprong e r van niet k au te ru g g a au , d a a r ze reeds iu overoude tijdeu
tot de lievelingsbloemen der Türken behoordeu en van d a a r u a a r verscbillende deelen van Europa ziju overgebraebt.
Wanueer men deze bloemen z ie t, berkeut raeii daariii wel is wa a r de type van dit ge sla ch t, de gewone
kleine boterbloem onzer we ilandeu, llanuuculus a c ris, maar komt men tevens tot het besluit op hoe prächtige
wijze de N a tu u r, door de verandering van enkele o rg an eu , eene veelvormigheid kau doea o n ts ta au , die onze boogste
bewondering wekt.
Ook de in bet Oosten thuis bebooreude tuin-Ranonkel (Ranunculus Asiaticus) heeft oorsproukelijk
enkele bloemeu. Deze bestaau nit vijf groene ke lk b la ad je s, vijf bloemblaadjes van verscbillende k leu r, waarbiunen
een groot a an ta l mee ldra adje s, terwijl in ’t midden der bloem de s tampe rtje s, iu grooten g e ta le , dichtopeengcdrongen
zitten eu eeu min o f meer kegelvormig licbaampje vormeu. De stampertjes bestaan nit een vruchtbeginseltje, waarin
slecbts één eitje — dus later één zaadkorreltje — aanwezig is en een k o rt, schier onmerkbaar styltje.
Eene verbe te ring, uit een schoonbeidsoogpunt, was het reeds toen biervan weleer verscbeidenheden met du b bele
bloemen werden aangetroffen, wa a rvan namelijk het a an ta l bloemblaadjes ten koste van eeuige meeldraadjes
verdubbeld wa.s, of zelfs veel meer nog bedroeg- Deze dubbele of half-gevulde Ranonkels waren en hieven eer-
tijds lang de bij voorkeur g ekwe ekte , tot eindelijk a an de geheel gevulde de voorrang werd toegekend.
In deze bloemen ziju al de meeldraadjes verdwenen eu in bloemblaadjes ovevgegaan, die n ie t, zooals dit vaak
bij andere planten het geval is , ordeloos dooreen gepla a tst z ijn , maar meestal iu eene zuivere orde , genoegzaam
dakpausgewijs over e lk a a r liggen. Bij de volkomen gevulde zijn ook de stampertjes verdweueti, zoodat deze natuurlijk
ten eenenmale onvruchtbaar zijn.
Zoolaug deze centrale organen aanwezig z ijn , ook al is e r geen eiikcl mceldraadje in zulk eene bloem te
v indeu, zijn die tocb nog tot zaadvoortbrenging ge sc liikt, a ltbans wanneer men het stuifmeel uit enkciblocmige
op dezer stampertjes overbrengt. Da a r men in dit geval niet behoeft te vreezen d a t die bloemen door ha a r eigen
stuifmeel zullen bevrucht worden, kan men zeker zijn bij eene goede keuze der k leu ren , nienwe hybriden te
zullen wiuiien. Da t dan ook het a an ta l dezer hybriden en de kleuren en nuanc e s, die er in vertegenwoordigd zijn,
zeer groot is , v a lt licht te begrijpeu. Voortteling door de worteltjes is echter veel gemakkelijker. Over het algemeen
ziju de bloemen der Perzische Ranonkels vvelriekend.
n . x v i ü .
Lilium testaceum w /
Ziebier eene L e lie , die zelfs de minst geoefeude leek gemakkelijk op bet eerste gezieht ouder alle andere
Leüön zal he rkennen, eu zeker dit bewijst wcl d a t ze zeer ka rak te ristiek is , want ie d e r, die eenig begrip beeft
van bet a an ta l der tegeuwoordig gekweekte Lelie-soorten zal gereedelijk erkennen d a t e r vele zijn wa a rvau dit uiet
kan gezegd worden. Tocb is e r misscbicu geeue waarover meer getwist is , dan ju is t deze, en d a t wel eerstens
over bare wa a rde als soort en ten anderen over ba re a fk om s t, h a a r vaderland.
’tW a s de bekende Engelscbe kruidkundige Lindley d ie , iu 1842, in zijn „Botanical R eg is te r" , met weinige
woovden b a a r bestaan in den tuin van den Heer Rollisson vermeldde; bij noemde ba a r d a a r L. t e s t a c e u m , eene
Japanscbe L e lie , en ga f e r in ’t volgende ja a r (Bot. Reg. 1 8 4 3 , t. 11) eene zeer middelmatige afbeeldiug van.
Wij kuunen hier de verschilleiide meeuingen omtrent deze plant g e iü t, uiet mededeeleu; genoeg zij het te
zeggen dat men het w e ldra iu twijfel trok of ze wel eene echte soort w a s , eu sommigeu bescbouwden ha a r dau
ook werkelijk a ls eene varieteit van de gewone witte lelie (L . c a n d i d u i u ) bevrucht met het stuifmeel van L.
c h a l c e d o n i c u m , p o i n p o n i u m of eene ande re Lelie.
Door a n d e ren , die niet ougenegeu waren ha a r onder de soorteu te blijveu rekeueu w e rd , om ha re gelijkenis
op L. S z o w i t z i a u u m , het vermoeden g e iiit, da t ze n ie t van J a p a n , maar uit Rusland herkomstig zou zijn, te rwijl
daareutegen de Heer E. R ege l, de bekende Directeur van den botanischen tuin te St. P e te rsb u rg , die herbaal-
delijk blijk g a f goed op de hoogte te ziju van de Russische flora, ha a r als van Japansclieu oorsprong bescbouwt.
Men zou schier vrageii: boe is ’tm oge lijk d a t men diena auga ande omtrent eene plant die men pas sedert eeu
dertigtal ja ren k e n t, nog altiid in ’to u z ek e re ve rk e e rt, en toch is d it zoo.
Wa t echter niet twijfelaclitig is , is liare wa a rde als s ic rplaut; daaromtreut tocb beerscbt slecbts één gevoelcn
en d a t is : d a t ze onder de fraaie tuiuplanteu in ’t algemeeu eu de Lelißu i n 't bijzouder zieh, zoowel door hare ranke
en bovallige bonding, als door de fra a ie , nankiuggele bloemen zcer günstig onderscbeidt, zoodat ze dan o o k , al
zeer spoedig u ada t ze op zoo geheimzinuige wijze ba re iutrede in de verzameliugeu had g ed a au , tot die planten
behoorde die vrij algemeeu bekend ziju en zeer algemeen gewaardeerd worden. Deze Lelie be re ik t, wanneer
nicn liaar niet ieder ja a r ve rp lan t, eene zeer aanzienlijke hoogte, bloeit zeer mild eu is bij uitstek voor den
open gvoiid gescliikt.