
onder den naam van Myrabolanen in den liandel gebracht. Van
meer belang zijn echter de galnoten, die door den steek van
een insect op de bladeren van dezen boom te weeg gebracht
worden. Deze noten zijn zeer looizuurhoudend en worden vooral
uit Engelsch Indie onder den naam van Djohonoten als looistof
in den Europeeschen handel gebracht. In het ja a r 1880 bedroeg
het geldswaardig hedrag van den uitvoer van dit artikel ruiin
2 millioen gulden. Ook van Java worden zij thans in Nederland
ingevoerd.
8. T e r m i n a l i a C a t a p p a L.
M. Ketapang.
a. Bast van dezen boom.
h. Zes monsters katoen met dezen bast geverfd.
Deze vrij hooge, fraaie boom met kruiswijze, liorizontale
takken komt door geheel Indie aan de kuststreken voor. De
schors en bladen bevatten eene zwarte kleurstof, die door den
inlander gebezigd wordt om inkt te maken en de tanden
zwart te verven.
De bast wordt bij spruw aangewend.
De zaden hehben den smaak van amandelen en bevatten
volgens Dr. de Vrij 51.2 vet.
Myrtaceae.
9. S y z y g i um c a r y o p h y l l i f o l i u m D.C.
AI. Ki-timbaga. Djamboe alfoeroe.
a. Bast van dezen boom.
b. Garen hiermede geverfd.
Deze hooge boom, op Java en Ceram voorkomende, levert
eetbare doch niet lekkere vruchten. De schors hevat evenals
meerdere soorten van dit geslacht, eene bruine verfstof. Naar-
niate de sterkte van het afkooksel en den aard van Iiet gebezigde
bijtmiddel weten de Javanen verschillende tinten van
bruin aan hnnne geweven stoffen. door deze verfstof mede
te deelen.
Caci eae.
10. Coc c i ne l l a . Ko n z e n i e l j e . Coc cus Cact i .
a. De gedroogde dieren (Konzenielje) Java.
b. Zes monsters katoen geverfd met konzenielje.
In het ja a r 1526 werd dit insect het eerst gedroogd uit
Amerika naar Europa overgehracht. Behalve in Amerika heeft
men ook later getracht deze dieren in Cost-Indie, Algiers enz.
aan te kweeken. Het dier leeft op verschillende soorten van
Cpuntia (Cacteae), voornamelijk op Cpimtia coccinellifera. Bij
liet oogsten worden de vrouwelijke dieren met zachte kwasten
van de planten afgenomen, opgevangen en op eene of andere
wijze gedood. Daarna droogt men hen en brengt ze in den handel.
In het ja a r 1828 werd de genoemde plant met het daarop
azend insect van Cadix naar Java overgehracht en ontwikkelde
zich daar verbazend snel, zoodat reeds in het ja a r 1843
ruim 63,000 ponden uitgevoerd werden. Later is deze kultuur
sterk achteruitgegaan en thans wordt geen konzenielje meer
van Java uitgevoerd.
De zilvergrijze soort wordt als de beste heschouwd.
'.ä