
het bekende sappanhout, op Java en elders tot het roodverven
vooral van geweven stoffen aangewend.
In den Europeeschen handel draagt dit hout den naam van
braziliehout of sappanhout.
Bij het verven worden de katoenen stoffen eerst met aluin
gemordanceerd en daarna eenige malen door een afkooksel
van dit hout gehaald, na telkenmale weder vooraf gedroogd
te zijn.
Het harde hout wordt ook tot pennen en nagels in den
scheepshouw aangewend en met vrucht om zij n groot gehalte
aan looi- en galnotenzuur als hloedstelpend middel in de geneeskunde
gebezigd.
5. I n d i g o f e r a An i l en t i n e to r ia.
M. Taroem.
a. Bladen van Indigofera Anil L. M. Taroem koekoehielang of
Taroem kembang. Java.
b. Bladen van Indigofera leptostachya D.C. Taroem aloes of
Taroem Natal. Java.
c. 3 monsters Java-Indigo, gemerkt 1. 2. 3.
d. Bladen van Indigofera tinctoria L. var. orthocarpa. Taroem
timbaga. Taroem kajoe. Java.
e. Indigo van Indigofera Anil. (Java). Teysmann.
f. » uit de bladen van Indigofera. (?) Walter.
g- » » » » » » (?) »
h. » » » » » » (?) »
i. Aclittien monsters indigo uit de residentie Bagelen.
k. Indigo van de onderneming Tjibongan. Res. Soerakarta.
I. Natte of geterreerde indigo (genting.) Java (Dep. v. Kolon.).
m. » » » » Java. Krayenbrink.
n. Natte indigo (genting) wederom gedroogd. Krayenbrink.
0. Sarong met indigo geverfd. Java.
p . Elf monsters kleedingstukken geverfd met indigo. Java.
N. H. M.
q. Garen geverfd met natte indigo. Java,
r. Garen geverfd met indigo en curcuma. Java. (Dep. v.
Kolonien.
s. Garen en katoen geverfd met indigo en kasoemba (Bixa
Orellana), den bast van Emhlica officinalis (kajoe ma-
lakka) en den bast van Symplocos fasciculata (Djirak).
t. Katoen geverfd met indigo en schors van Uncaria Gambier.
u. » » » » aluin en bast van Nangka.
V.» de bladen van Phaseolus lan a tu s, de
vruchten van Elettaria speciosa, wortelstok van Zingiber
officinalis, indigo en aluin.
to. Katoen geverfd met een weinig indigo, de bladeren van
Phaseolus lana tus, citroensap en aluin.
Omtrent het vaderland van het geslacht Indigofera verkeerd
men, evenals van dat van tal van k u ltuurplanten, nog in het
onzekere. Terwijl sommigen het vaste land van Indie daarvoor
aannemen, is het meer dan waarschijnlijk dat bijv. Indigofera
Anil ook in den Indischen archipel in het wild voorkomt.
Het schijnen voornamelijk de Chineezen geweest te zijn,
die hare aanplant en verspreiding begunstigd hebben, want
reeds ten tijde van Rumphius werd op alle eilanden van Water-
Indie , waar Chineezen wonen, indigo geplant. Cpmerkelijkishet
dat de indigo sedert aloude tijden in Amerika verbouwd wordt
en deze verfstof reeds in de levensbeschrijving van Columbus,
door zijn zoon, als een voortbrengsel van St. Domingo genoemd
wordt. Cfschoon nu al de talrijke soorten van het geslacht
Indigofera en nog tal van andere planten indigo-kleurstof in
meerdere of mindere mate bezitten, zoo zijn het slechts de
Indigofera Anil en tin c to ria , meer bekend op Java onder den
naam van stek- en zaad-indigo , die in het groot te r bereiding
van indigo verbouwd worden. De naam duidt het verschil
tusschen beiden reeds a an , terwijl de eerste toch door stekken
voortgeplant wordt en , n a a r men heweert, nimmer zaden
voortbrengt, zoo wordt de laatste jaar lijks opnieuw gezaaid en