
16 Boewa Carangan. Afkomstig van Soepajang. C a s -
’ t a n i a s p ec t ab i 1 i s Miq. Nat. fam. der Cupuliferae-
Vrucht van een wilden kastanjehoom, welke eerste
geroost gegeten wordt en in smaak met onze tamme
kastanje overeenkomt.
•17. Boewa panieng panieng. Afkomstig van Silago.
Quei ' cus hy p o l e i i c a Miq. ? Nat. tarn, der
Cupuliferae.
•18 Boewa Sepanoeh panieng. Afkomstig van Silago.
Qu e r c i i s D iep en h o r s t i i Miq. Nat. fam. der
Cupuliferae.
Boeioa Bassak. Afkomst onbekend. Q u e r c u s
n e u r o p h y l l a Miq. Nat. fam. der Cupuliferae.
Boewa Sipanoeh {Sjinten laki laki). Afkomst onbekend.
Q u e r c u s e n c l u s o c a r p a Korthals? Nat.
fam. der Cupuliferae.
Deze vier laatste eiksoorten leveren alien een
deuiixlzaam timmerhout.
21. B o e w a Tjoemara of mar&hoei. Afkomstig van Boekit
lomoet. Casu al-ina sum a tr a n a Jngh. Nat.
fain, der Casuarineae.
22. Tak van denzelfden boom. Het hout wordt zoowel
tot brand- als timmerhout aangewend.
19.
20.
' -r'
■ if.
Itc'-: '
GENEESMIDDELEN.
Inleidiiig .
Bit gedeelte van den beschrijvenden Catalogus. waarin de
in het Koloniaal Museum aanwezige geneesmiddelen (drogerijen)
, verfstoffen en voedingsmiddelen behandeld worden, zal
nog minder dan een der vorige aanspraak kunnen maken van
eene eenigszins volledige voorstelling te geven van de scha tten,
die op dit gehied in onze C.-I. bezittingen voorkornen,
Een ieder toch, die met de inwoners van Java en van de
overige eilanden van onzen Archipel bekend i s , weet met welke
geringschatting zij de Eiiropeesclie geneeskunde beschouwen
en slechts noode er toe overgaan van onze geneesmiddelen,
met uitzondering echter van chinine en santonine, te gebruiken,
terwijl dezelfde inlander bereid is om onder de leiding van
zijne doekon (vrouwelijke geneeskundige) tal van door liaar
op velden en wegen verzamelde geneesmiddelen, zoo wel in-
als uitwendig te hezigen. Maar helialve dat elke doekon hare
eigene geneeswijze en recepten bezit, weet nog elke inlander
hovendien van deze en gene plant wonderdadige geneeskrachten
te verbalen, en zoo mag men ten slotte aannemen, dat met
slechts geringe uitzonderingen alle planten aldaar voorkomende,
van a f de zwammen tot de meest ontwikkelde boomen op deze
of gene wijze tot in- of uitwendig geneesmiddel aangewend
worden. Vergelijkt men nu het hier beschreven aantal met
het in werkelijkheid voorkomende en met de duizenden o. a.
door Filet aangegeven, dan is liet gemakkelijk te bevroeden
8^