
Eigenschappen en samenstelling. De olie uit den handel is
bijna kleurloos, reukeloos, bezit een flauwen, zoeten smaak,
is drogend, gemakkelijk oplosbaar in alcohol en heeft een
sp. gew. van 0,954. Over de samenstelling heerscht veel
twijfel ; men m e e n t, da t zij bestaat uit de glyceriden van
margaritinezuur, ricininezuur en ricinus-oliezuur.
Toepassingen. In de geneeskunde, voorts voor zeepfabrikage
en op Java ook als lampolie.
30. K e m i r i e - 0 1 i e , afkomstig van de vruchten van
een hoogen boom. A l e u r i t e s m o l u c c a n a W. of A l e u r
i t e s t r i l o b a For s t . De olie draagt ook den naam van
Bankul-olie en Kekune-oü.
Groeiplaats: Indische Archipel, Ceylon, eilanden der Stille
Zuidzee, Cochin-China, Nieuw Caledoniê, Tahiti, Reunion.
Wijze van afscheiding. In O.-Indië worden de vruchten
geschild, gestampt, aan den damp van kokend water blootgesteld
en uitgeperst.
Eigenschappen. Sterk drogend, sp. gew. 0,920 op 28 5,
geel van kleur, op de gewone temperatuur grootendeels vloeibaar.
Toepassingen. Op Java bij het verven in plaats van lijnolie ;
op de Sandwiclis-eilanden worden de noten op stokken gesto-
ken en dan gebezigd tot verlichting.
Palmen.
31. Cocos -ol i e, afkomstig van Cocos n u c i f e r a L.,
den bekenden Klapper, in het Javaansch Pôhon Kalapa, in
het Madureesch Nior genoemd.
In het Museum aanwezig :
Een monster cocos-olie.
Vruchten van den boom.
Zeep van cocos-olie, op Java bereid.
Een monster Copperah.
Groeiplaats: Algemeen verspreid over onze O.-Indische
bezittingen, en tevens over alle tropische gewesten.
Wijze van afscheiding. De noten worden in volkomen
rijpen staat geplukt en gedurende eenigen tijd ter droging in
de zon, rondom een staak, regelmatig op ellcaar gestapeld,
opdat de kern meerdere vastheid zou verkrijgen en gemakkelijk
van de schaal kunnen bevrijd worden. De noot wordt
daarna van den bast o n td a an , en de schaal boven een bak
gekneusd, teneinde het daarin aanwezige vocht op te vangen;
de noot wordt vervolgens in stukken gekapt, om de aan de
schaal hechtende kern er uit te halen, die nu door middel
van een met ijzeren puntjes bezet plankje geraspt wordt. Het
aldus verkregen moes wordt vervolgens, met bijvoeging van
het melkachtig vocht der noot, in een ijzeren pot gedaan en
door koking zoolang verdampt, totdat de bovendrijvende olie
een zekere lijvigheid heeft verkregen en kan worden afgeschept.
Gedurende de verwarming moeten de bruinachtige vliesjes en
andere onzuiverheden door afschuimen worden verwijderd.
Sedert 1859 wordt ook de gedroogde cocosnotenkern onder
den naam van Copperah naar Europa gezonden, die meerma-
len 65 p. cent vet bevat, waarvan echter slechts 50 p. cent
door warme persing te verwijderen is.
Samenstelling. Zij bestaat uit de glyceriden van het laurinezuur,
voorts van palmitine- en myristinezuur, capronzuur,
caprylzuur en caprinezuur.
Toepassingen. Voor de bereiding van zeep en kaarsen. Niet
alleen wordt de olie, maar ook de andere deelen dezer plant
gebruikt, zooals de stam voor goten, stijlen en z .; de wortel
voor sigarenkokers; het sap voor olie, suiker, zeep, azijn; de
bast voor touw en vloermatten; de noot voor spijs en drank,
de bladen voor bezems, mandjes, huisdekking enz.
32. P a l m o l i e , afkonnstig van het vruchtvleesch der
El a e i s g u i n e e ' n s i s L., aan de Westkust van Afrika, der
Ac r o c omi a s c l e r o c a r p a op Jamaica, Trinidad en naastbij-
gelegen eilanden, als ook in het Oosten van Zuid-Amerika en
tevens van de zaden van A t t a l e a Co h u n e in Amerika.
t e l