
p
H
3i :
i-nqql
i'iii
â’.U'iK ■
i l l
IL;, il
li;
lirH"'-'
[ È i i;: -
66. Ar e c a C a t e c h u L.
AI. Pinang. Betelnoot.
a. Ah'uchten (Betelnoot met omhulsel).
h. Zaden (Betelnoot van omhulsel ontdaan).
Deze slanke palm is over geheel Indië verspreid en groeit
voornamelijk aan de warme zeeknst, doch niet in moerassen.
Het oorspronkelijke vaderland schijnt het schiereiland van
Alalakka en Siam te zijn, doch thans wordt zij overal aangekweekt.
De stam (tronk) wordt gehriiikt evenals zulks hij de
Niboeng is aangegeven.
Het voornaamste product van dezen boom zijn echter de
vruchten, de pinang of betelnoot, een onmishaar bestanddeel
der Sirihpruim, die behalve hieruit nog uit een sirihblad,
k a lk . gambier en tabak bestaat en door millioenen Costerlingen
als versnapering wordt gebruikt.
Aan het daarhij gevonnde roode speeksel hecht de Javaan
groote beteekenis, daar het onder het prevelen van zekere
Lireuken op zieke lichaamsdeelen gehlazen, onfeilbaar genezing
te weeg brengt. ^
Een varieteit draagt den naam van zwarte pinang, dewijl
de vruchten bij het rijpen een donkerhruine kleur aanneraen ;
eene verscheidenheid hiervan (pinang mabok) zou dronkenma-
kende eigenschappen bezitten.
AA^egens haar groot gehalte aan looistof worden deze vruchten
op sommige plaatsen in den archipel tot het zwart verwen
van garens gebezigd, terwijl wederom in andere streken,
hniteu onzen archipel gelegen, u it de zaden door afkooken met
water een extract bereid w o rdt, dat gedroogd en in vormen
gebracht, eene soort catechu d a a rste lt, die echter met in den
handel voorkomt, doch alleen voor inlandsche consumptie
hestemd is.
Jaarlijks worden scheepsladingen pinangnoten uit onzen
archipel naar China en Bengalen uitgevoerd.
67. Corypha umbr a cul i f e r a . L. Corypha Gebanga Bl.
M. Gebang.
ATuchtjes van dezen palm.
Deze palm, die vooral aan de zuidkust van Java in buiten-
gewone menigte wordt aangetroffen, komt ook op Celebes en
waarschijnlijk op bijna alle Simda-eilanden voor. AVeinig
boomen zijn zoo nuttig als deze. Het merg toch levert eene
soort sago; stukken van den s tam , uitgehold en met geitenvel
overtrokken, dienen als eene soort trommels (bedoek) in den
missigit om den tijd van het gebed aan te geven. De bladen
dienen tot atap (dakbedekking); uit de jonge bladen vervaardigt
men rijst- of koffiezakken (karong). De wortel gebruikt men
als geneesmiddel, de halfrijpe vruchten worden gegeten en van
de rijpe vruchten maken de priesters rozenkransen.
68. D a emo n o r h o p s Dr a c o Bl. Ca l a m u s Dr a c oWi l l d .
AI. Djernang.
a. Drakenhloed van Borneo, Sampit.
h. » » » Pontianak.
C. » » » »
d. y> » Java (N. H. AI.)
e. y> nog op de vrucht. Palembang. Teysmann.
Deze p alm, die geheel het karakter van een lia an , slingerplant,
aanneemt, groeit voornamelijk op de oostkust van
Sumatra, Borneo en ook waarschijnlijk op Java, ofschoon het
niet zeker is of het op dit laatste eiland gewonnen drakenhloed
niet van eene andere soort van dit geslacht afkomstig is. De
boom is tweehuizig. AVanneer de vrucht, die eerst groenge-
10