( )
tot dat de water doelen er uitgewasemd zijn, en laat
de olie doorzijgen; de verSche Kokos-olie is goed om
groenten te s to o v e n , visch te bakken enz.; zuivere
Kokos-olie geeft, in lampen gebruikt, een zeer helder
en zuiver licht, geeft weinig walm en verwekt geene
Walgelijke lucht.
He t w a t e r ,
De grootste noten houden bijna eene fïesch wa-.
ter in; dit water heeft soms eencn zoeten en soms
penen metaal-smaak ; als men er veel van drinkt, verzwakt
men; matig gebruikt wordende, is dat watór
zeer heilzaam voor hardlijvige personen,
Het water van jonge Kokos-notcn wordt heilzaam
geacht voor personen , die veel brand in het Hgéhttani
hebben; d ezulke moeten des morgens eene noot
in cens ledigen.
Dit water is met een weinig kandij ook goed voor
borstkwalen, waarbij men veel hoesten moet.
Bij eene moeijelijke waterlozing, kan.men van dit
Water ook dienst hebben ; men doet een klontje
kandij in de noot, die men op het vuur zet en digt
toedoet; als het water kookt, neemt men de noqt
Van het vuur, laat dezelve digt, en plaats die in
den dauw, na negen ure des avonds ; vervolgens
drinkt men des morgen^ de noot ledig en h erhaalt
dit drie dagen achtereen.
V e r -
V e RSlCHILLÈNDE bè na m i n g e n
VAN DE NOOT.
Als de noot door eekhorentjes uitgevreten is , noemt
men dezelve kalóngkong.
Half rijp zijnde, heet de noot perhalam.
Nog jonger draagt dezelve den naatn van bebantjiei
en eer dezelve dien naam krijgt, wordt dezelve roe-
djahh genoemd » jonger dan roedjalh , is het eetbare
gedeelte van de noot niet lekker.
A a n m e r k i n g e n .
Men kan negenmaal in het jaar, of Om de anderhalve
maand, vruchten van den Kokos-hoom inoogsten
; door elkander zou ieder boom ieder keer tien
of twaalf noten geven, waarvan twee flesschen olie
kunnen getrokken worden.
Na het plukken der vruchten moeten de hoornen
gezuN-erd, de vuilnis er uit geworpen en de verouderde
bladstelen afgehouwen worden.
Eindelijk moet ik hier nog bij voegen, dat de
Kokos - hoornen als natuurlijke afleiders van den
bliksem besebomvd Worden, gelijk men zulks in
eene natuurkundige verhandeling van G. P . Ie D u lx ,
Vervat in het vijfde deel der Verhandelingen Van het
Bataviaasch Genootschap , zien kan.