(leze gewassen, maai’ wij treffen dezelve Lijna in alle
medeleden dezer famile in eenen gelijken graad
aan, zoo dat men tot dat einde ook de basten der
Capellia, en Colbertia enz., mits die niet al te oud
zijn, kan bezigen.
Bijzonder kan men zich in de Spruw, bij
Scheurbuik en verslapping van bet tandvleesch* een
groot nut van het gebruik van dit middel beloven,
vooral wanneer men koude baden van bet geheele
ligchaam daarmede verbindt.
Dit middel wordt op de volgende wijze gebruikt.—
Men wrijft nagenoeg een lood van eenen der gemelde
basten, met het versch uitgeperste sap der bladeren
van Salassie (Ocymum basilicum), tot eene fijne
pap, waarmede men dagelijks meermalen de geheele
mondholte bestrijkt, en bij eenen ziekelijken toestand
van het tandvleesch dit laatste zelf zachtjes daarmede
inwrijft.
In de Molukko’ s worden de zuurachtige vruchten
der Dillenia elliptica volgens Rumphius inwendig
in heete koortsen ter verkoeling gebruikt. Hier verdunt
men het doorschijnend sap, dat in de vruchten
van Sompur (Colbertia obovata.) besloten is, met
Water, en bedient zich van dit middel, om het hoofd
intewrijven, bijzonder tegen vervellingcn eri het uitvallen
der haren.
MAG-
( I * )
M A G S O L I A C E A È
E N
A S O N A C E A E .
De planten dezer geslachten toonen, zoowel ia
hare organen als in hare krachten, zoo vele overeen *
stemmende hoedanigheden j dat ik mijne waarnemingen
omtrent dezelve gevóegelijk kan vereenigen.
De gróndigè bewerking \ vooral der Anonaceën,
'wordtj bij övei’eénstëmming van haren habitusy daardoor
zeer moeijelijk gemaakt j dat men zich ten
iiitersté zeldzaam vruchten van dezelve kan verschaffen
, óp wier bijzóndere vorming de verscheidenheid
der genera voornamelijk gegroud is , — op kenteeke-
henj die daarenboven bij menige geslachten zoo in
een lóopén^ dat men beter zoude doen meerdere
derzelve te vereenigëni
Dit laatste zoude vóórnanielijk ten aanziérl vaii
XJvaria eii Unona wenschelijk zijnj zoo men niet
ëene geheele hervorming van beide geslachten wil
tót stand brengen; Zóó zal b; V; Uvdria zich van
Unöria önderscheiden dóór eene sappige vrucht *
hetgeen echter niet bij allé sdörten van Uvdrien het
geval i s , daar dergelijke vruehten oëk menigvuldig
ónder Unöria voorkómen^ zóo als bij Unond
öchrafdi De zaadkorrels der Uvariae moeten iii
eene dubbele rij over elkander liggen^ bij de Unóriaé
daarentegen in eene enkele (dit karakter is bij dé
Vruchtbeginselen dezer gewassen van een grooter
gewigtj en ik heb op hetzelve bijzonder daar acht
ge