i n
Mi
IH8I1
iH
( 155 )
Wijl van cle jonge bladeren rijstmtmdjes (ketoepat)
gevlochten worden • - op feesten maakt men bogen
van de bladen of bladstelen der Kokos - boomen ^
en vormt er groote waaijers van.
E l o e m h u l s e i ,.
Het bloemhulsel (kaloeping) is goed voor kleine
■ akkels (oepad) en hooslepels (soedoe. )
K ok er der b l a d s t e l e sfj
De koker der bladstelen (tapies) is zeer dienstig
om de onrijpe boom-vruchten * zoo als de djamboe,
granaat-appel en andere toe te dekken en tegen de
vledermuizen en andere dieren te beschermen * welke
zich aan deszelfs stekelachtig bekleedsel kwetsen
of bezeeren.
D e j o n g e v r u c h t .
De jonge vrucht zich pas gezet hebbende wordt
JBosngsil genaamd * en in den bloedloop aldus toe-
geniend : men neemt drie jonge vruchten* raspt dezelve,
en perst er de ^sappen uit, die men met zoo
Veel anijs zaad en jjocla sarie als vroeger vezegd is
Vermengt, er tevens een klein stukje djamor mejrah
eu een stukje nmphioen , ter grootte van eene groene
erwt (katjong hiedjoe), bijdoet; zulks gezamenlijk fijn
gëinaien of gewreven zijnde* drinkt men daarvan des
morgens en des avonds twee lepels ‘ dit tWee of drie dagen
herhalende , Ondervindt men daarvan meestal
eene heilzame uitwerking.
Deze vrucht wordt ook zeer dienstig geacht Om
( i56 )
gezwollen beenea te genezen, mits deze kwaal
*nt het ligchaam of uit de beenen zelve, en niet door
vallen, stoten of wonding, ontsta; om eene zalf
of smeersel van die vrucht te maken, neemt men
het volgende in acht: men neemt drie jonge vruchten,
raspt die, doet er de volgende artikelen bij, als-
pen stukje sentoih (zekere bast), een stukje djamor
Jnejra/i, twintig kruidnagelen ,en eene muskaat-noot;
deze artikelen worden eerst ondereen fijn gestampt,
en dan gemalen o f gewreven ; vervolgens doet men
er zoo veel arak of azijn bij, tot men een smeersel
verkrijgt, dat niet te dun is , waarmede men het gezwollen
heen van hoven naar onder besmeert; dit
smeersel laat men opdroogen , en herhaalt deze smering
drie of viermaal daags, waardoor men veelal
spoedig geneest.
D e j o n g e b l o e s e m .
Als de bloesem nog gesloten, doch reeds uit het
bloemhulsel (laloepieng) te voorschijn is gekomen,
snijdt men deuzelven af en Iaat deszelfs stengel (ba-
gal) zitten.; dezen stengel beukt of slaat men met
een stuk hout, zoo dat er water uitkomt, dat toe-
tval'h manies of in het zuiver maleisch niera genaamd
wordt, hebbende oenen aaugenamen smaak,
en, als drank gebezigd, eene verfrissekende kracht.
Van dezen tosfgcth-Zi maakt men zeer bijtenden azijn,
die door de gaauwdieven gebezigd wordt om de
kalk der muren door te vreten en op te xossen;
de bereiding van dezen azijn geschiedt aldus ;
Men