en ziekten van het onderlijf, als van de Columbo ;
en Cocculus flavescens (Rumph, 5 , t. 24) , dien wij
waarschijnlijk ook hier op Java bezitten , wordt
door Rumphius tegen zwakte der ingewanden,
verslijming , geelzucht, enz., aangeprezen.
Van bijna alle soorten van Clypea, maar bijzonder
van die, welke als Ojot tjam-tjouw (Glypea
capitata.) hij de bergbewoners bekend is, wordt, dóór
weeking der bladen in water, een taai plantenslijm
getrokken, hetwelk, uitgenomen dat het niet bitter
is, dezelfde krachten en voedende eigenschappen
bezit, als dat van IJslandsphe mos.
B ÏJ DRAGEN
T O T D E
• F L O R A
VAN
NE DE KL AND S CH IN DIÉ,