éèa. -Geen kruidkundige; die met -«enigeopmerkzaamheid
onze» wouden, gadeslaat^ z»l deze reuzen
onopgemerkt voorbijgaan,. en de iiidruk, dien hunne
beschouwing op hem .maakt* zal »nimmer u k ; zijn ge~
heugen Worden gewischt.
Stemmen deze hoornen in menig opzigt reeds veel
overeen met de Guttifereën of ook met sommige
JEtaeocarpeën, zij toonen ook menige overeenstemmende
eigenschap met dezelve, met 'betrekking tot
hunne bestand deelem— Hunne basten, tot zelfs
cenigërmate» hun hout; zijn methalsamiekebamdee-
Jen doordrongen, ^die door .insneden uit dezelve
vloeijen. Slechts langzaam verhardt zich deze balsem
tot eenen witten koprelaobtigen taaijen barst.,die
vrij sterk en bijna even als de Copaive - balsem riekt;
en zich geheel in Aetlier oplost. — Overigens weten
de Inlanders van dezen balsem geen ander gebruik
te maken , dan dgt zij bladeren daarmede bestrijken ,
dezelve oprollen, en zoo hij wijze van kaarsen of flambouwen
bezigen; men begrijpt lig t, dat dit meestal
mecraardigheidshalve, dan tot nut geschiedt, ofschoon
de vlam van zoodanig een licht helder is, en eenen
niet onaangenamen hartsachtigen reuk verspreidt.
Het hout dient tot bouwstof, en zoude wegens
zijnen hartsachtigen aard toj; de bereiding van teer
kunnen worden gebezigd.
M A L P IG H IA C E Ë N en A C E R IN E EN .
Van de gewassen , ■ welke’ jk van ejeze beide familie
n
Hen lieb aangewezen, zijn mij volstrekt geene uit-*
stekende eigenschappen bekend geworden, die verdienen
zouden, hier eene plaats te vinden, met
uitzondering mogelijk, van de bijzondere geschiktheid
van het hout van den Tar itie ( T a r itia ) tot
duurzaam timmerwerk.
S A P IN D A C E E N .
Ook hier schijnt de kuituur veel ter verbetering
der vruchten van de Euphorien te hebben bijgedragen,
daar slechts die soorten derzelve ( E upho-
ria L i t - c h i , E . glabra, E . Nephelium') eene
zoete o f zuurachtige pulpa om haar zaad vóórtbrengen,
welke op gebouwde gronden wassen, terwijl
daarentegen die, welke zich in onze bosschen
bevinden, weinig of geen spoor van dat sappig omkleedsel
vertoonen. — Men weet, dat de vruchten
der L i t - c h i in China worden gedroogd, en naar
Ghmesche volkplantingen in dezen Archipel uitgevoerd,
deels omdat de Chinezen deze vruchten, on—
dei meer andere confituren, gaarne op hunne theetafels
zien, deels ook, omdat zij gelooven, dat het
eten derzelve hen tot den bijslaap aanzet.
Overigens zijn ook de vruchten der Kilaleijo
( Erioglossum edule ) bij den inlander , als eetbaar
bekend , want zelden treft men eenen boom
aan, waar zij dezelve tot volkomene rijpheid laten
komen, terwijl zij ook de jonge bladeren, gekookt,
als groente gebruiken. Doch een grooter nut ver