.6 IL ORDE. IL GESLACHT. BOKKEN.
De vyfde onderfcheid zieh duidelyk door het platter maakfel van 't ge-
Iieele ligchaam, en byzonder vau den rüg.
En eindelyk de zesde door het vreemde maakfel zyner breede fprieten.
De fprieten deezer Dieren zyn voor 't grootibe gedeelte veel langer, dan
die van andere geflachten, en de elf leden, waar uit zy beftaan, worden naar
het topeinde toe allengskens dunner maar ook veel langer. In andere Torren
ilaan deeze fprieten voor de oogen, maar in dit gellacht zyn de oogen,
of liever de verzameling van oogen, halfmaansgewyze geplaatfl: rondom het
voetiluk van de fprieten, waar door de fprieten fchynen in de oogen geplaatlt
te zyn, en hier door zyn zy van het volgende geflacht der Gemfen,
waar mede zy anderfins veel overeenkomfl: hebben, onderfcheiden.
De ligchaamen zyn langwerpig, en de meefl:en van achteren zoo breed als
van voren.
Zommige hebben een lendenfchild gelyk de Kevers, maar in andren kau
men niet het minile daar van ontdekken.
<S>
BERSTE F A M I L 1 E
De rüg terzyde, 'i zy gchiobbeld, 'i 7,y gedoornd.
I. MASTBOK.
Di t Dier, rnps zynde, vindt men bykans het geheele jaar door in de
Mafliboomen, ten minften in den Zomer. Ik heb zulken , die even üit
hunne eijeren kwamen , die halfwasfen vvaaren , geheel volwasfenen, Poppen
en Bokken , gelyktydig tusfchen den baft dier boomen en het hout gevonden.
De Rups, hier afgebeeld op de IllPlaat onder Nommer i , Letter A, is
volvvasfchen. De kop is veel dikker en harder dan 't overige van 't ligchaam,
dat zeer week is. De kop is ligt bruin en 'c overige gedeelte van 'c
Dier is wit.
Het ganfche Dier is als uit ringen famengeileld, van welke men 'er drie
in den kop en elf in het lyf kan teilen, van welke ringen eenige flauwe
overblyffelen in de pop te zien zyn.
In de bek zitcen twee fcherpe kakebeenen, fnytanden, of fchaaren.
Dit Dier, naby zyn verandering gekomen zynde, wordt korter en dikker,
en de opperhuid afgelegd hebbende ziet men een Pop zoo als hier afgebeeld
wordt, van boven te zien, onder Letter B. en van onderen te zien," onder
de Letter C. de aftekening daar van zal klaarder denkbeeld geeven dan een
befchryving. Deeze Pop is geheel wit en zeer zacht. Men ziet daar in de
legging der zes pooten en der twee lange fprieten. Deeze hier afgetekende
I L ORDE. IL GESLACHT. BOKKEN. 7
de Pop is van een Wyfj e deezer Dieren, want de Mannetjes hebben zulke
lange Ilaarten niet.
Na dat dit Dier eenige weeken in dien ilund gelegen heeft, zonder eenig
voedfel tegebruiken, legt het wederom zyn opperhuit af, wanneer het in
de gedaante van een volwasfen Bok te voorfchyn komt, in 't eeril wel
week, maar binnen weinige uuren opgedroogd en hart, wanneer het aanüonds'een
gade zoekt, voortteelt, en de bevruchte eijeren in de fpleeten
der baden van dezelfde foorten van boomen gelegd hebbende, na weinige
weeken fterft. , ^t ,
Ket Wyfj e van deeze Maflibok is verbeeld onder N«. r. en het Mannetje
onder N°. 2. En om dat men veel verfchil in de kleuren en grootte deezer
Dieren vindt is 'er N°. 3. een derde by verbeeld.
Het lange ftaartje van het Wy f j e dient tot een koker om de eijeren tusfchen
de fcheuren en fpleeten der boombaften veilig op het hout te kunnen
leggen, en door het lymig vogt waar mi!e die bekleed zyn, aldaar vail te
maaken. Het Wyf j e is behalven dat kenbaar door zyn körte fprieten.
Het Mannetje heefc zeer lange dünne fprieten en fommigen zelfs nog langer
dan hier afgebeeld is: ook is de rüg op een onderfcheiden wyze geknobbeld,
en het fliaartje is veel korter. De fprieten zyn aangenaam bont,.
gelyk ook de pooten en dekfchaalen op die wyze als zy verbeeld zyn. De
meeften zyn bont door licht en donker ilaalkleur, maar anderen trekken
zeer naar 'c licht of donker bruinrood. Men vindt deeze fpecies zoo wel
in Surinamen en Duitfchland als in de Nederlanden, ter plaatfche daar Maftboomen
groejen.
4. KLEIN GETYGERDE BOK.
Eenige overeeniiomfl: in maakfel heeft dit Diertje met de vorigen, doch
het is zeer klein en daarom eens in zyn natuurlyke grootte vertoond, eu
andermaal zoo als men het befchouwd door het vergrootglas. Zelden ziet men
zülke kleine bokken. Deeze fpecies vind men ook zeldzaam, en gewoonlyk
tegen eenige houte paalen of planken. De rüg is digt bezet met knobbels.
De fprieten, pooten, en dekfchaalen zyn aangenaam bont door kleiner of
grootere zwarte vlekken op een asgrauwen grond.
De kop en rüg zyn zwart. In Nederland.
5. ZWARTE FRANSCHE BOK.
Ik heb by de afbeelding van deeze Bok niets opmerkens waardig by te
voegen, dan dat men van deeze zelfde fpecies een andre vindt die veel langer
fprieten heeft, en de knobbels terzyden van den rüg fcherper, waar--
fchyniyk het Mannetje van deze. In Vrankryk en Duitfchland.
ö. ENGELSCHE BOK.
Deeze verfchilt weinig met de vorige dan in kleur en kngte der fprieten,.
maa? •
Ji—--.