1
r <i
Ö6 IL ORDE XXI. GESLACHT. HARNASMAtCER*
^ ^
- N
r
GESLACHT,
H J R N J S M J K E R ,
K E N M E R K E N.
De Sprieten naar het einde dlkker wordende, de rüg kegehormig, na den
kop [maller.
I T geflacht verfchilt van de Scbildpadjes daar in, dat de kop niet
j L ^ fchuilt onder liet ruggefchüd, dog ingelaaten vvordt in het ruggedekzel,
ten anderen, dat het geen dekfchaälen heeft, of eenige vliesvleuig
e l s , maar een hard hoorna^tig bekleedzel, dat het geheele lighaam orav
a n o t ; en ten derde, dat de klaaaw niet ingelaaten is in het dcrde lid van
d e n ° v o e t , maar groot is, en van gedaante als by de fchaarbyters.
I, HARNASMAKER. Fl. xlw.
Dit is het enigfte D i e r , dat ik van dit Geflacht ken : op het eerfte aanzien
zoude men het'houden voor een Watertor, maar de pooten wyz.en het tegendeel
uit: hy is piat van gedaante, gelyk de Watertorren j en de omtrek
van het dicr is als die van een ey; het dekzel van het lighaam, fchoon het
een fliauwe naad vertoone, ter piaatze daar de dekfchaalen in andere torren
zicT zamen voegen, is vast vereenigd, en'er zicten geene vliesvleugels onde'r,
ter zyde niaakt het een vry fcherpen rand. en buigt zig om , bekleedende
den buik en het geheele lighaam van onderen , boven op is het allerfynst
ie?ryn leer en bykans blinkend glad, gelyk de kop en het vugdekzeL Uit
TVYEEI
L O R D E XXIL G E S LACHT . S TYF S PRI E T . 67
lif
i
TWEE-EN-TWINTiGSTE
GESLACHTo
S T T F S P R I E T.
k e n m e r k e n .
Stp'e zuilvormige Sprieten, uit fchyfjes beflaande: de dekfchilden aan het
ondereinäe gedoornd.
j P het eerfte aanzien zoude men dit dicrtje 1/3. o n d e r de tor ren niet teilen;
maar by naauwkeurig onderzoek heeft het dezelve kenmerken als het
vorige, dog'zyn dekfchaalen zyn buigzaamer, en flaan van agter regt uit,
gelyk by de vliegen, cfeinvt l zyn zy hoornagtig, dik en ondoorzigtig, en
ftrekken om 'er twee vliesvleugels meede te bedekken.
De kop is zccr klein enzwart, op welke twee zwarte fpiieten zitcen,
welke op den eerftcn opflag uit een enkeld lid fchynen te beftaan , en als
eene fchoone doorn fchynen vooruit te fteeken; dog door het vergrootglas
belchouwd zynde, blykt het, dat die twee onderile Icden als knoppen
z y n , en de zeven volgende als fehyven, die digt op elk^nder zitten, en het
uiterlte lid een fcherp puntje heeft; evenwel blykt het vry klaar, dat het
diertjc niet veel beweeging in de agt bovenfte leden der Sprieten maaken
kan, maar dat dezelve flyf vooruit ffeeken. De rüg is mecde klein enfmal,
met enige kleine dukjes, die regelsvvyze zitten; de rüg is oranje, waar door
ecr.c zwarte ftrecp loopt.
I a De