\
II :,, i
I ir.
I'
\ I;
s
• V i
H i
rij
s6 I L ORDE. II. GESLACHT. BOKKEN.
de voeten, de dekfchaalen zyti grysagtlg geei, met eenen platteti rand; de
fpriecen zyii middelmacig. Hy'v/oond in Holland.
n o , LANGHOORN.
Het hoofd is zvvart, de borii rolrond en vermilloenrood. De dekfchaalen
ros mec drie verheeven iìreepen, het onderlyf én de pooten zyn rood. De
fprieten langer dan het ligchaam. Hy woond in' Dultfchland.
n i . DE BREEDBORST. PI: xxir. -
De fprieten vertoonen zich gelyk in de afbeelding, het iaatile lid is dikker,
de oogen langrond, dicht by de fprieten , de rug zonder rand, de dekichaa!
en gckorreid, na de punt fmaller, de dj^en dik, -drie leerìjes aan de
voor en agtervoecen, het Jaacile lid gefpleeten, het gebeele dier is zwarcagtig
met ruige kop en borii, die twee zwarte ilippen hebben, en de dekfchaalen
twee gryze.
112. DE TWEEBORST.
Deze heeft het hoofd zeer breed afcbgraiuw, de borii breed met twee
glanzige verhevendheden, de dekfchaalen glad cailanjebruin , de fprieten korter
dan het ligchaam, en zwarc, de dyen aan het eindbreeder en zwart.
l i y woond in Holland.
113. DE POSTBODE.
Dit vreemde Dier is uit de Berbices, en komt veel met het Nederlandfche
cvereen; maar het heeft langer pooten, en de agtervoeten zyn grooter dan
de voorvoeten, het isbruingeel, maar de dekfchaalen hebben eenige witte
•Rreepen en vlakken. Uic iiet Cabinet van den Hoog Ed. Heer Baron
Reisgers.
114. HET JUFFERTJE.
Het hoofd is seer klein, het borilflak is na de dekfchaalen toe 'breeder, en
yoegd zich aan het lligcbaam door eene vernaauwing, de dekfchaalen zyn
Tos, met eene fireep op de naad,de einden der dyea van het eerfle entweede
paar zyn zwart; de fprieten en pooten zyn geel.
Hy woond in Duitfchland en Holland.
115. DE BULTIGE MOOR.
, Tly is gehee! zwart, de borii bolrond, de dekfchaalen zwart, en bultig aan
>hun begin , zy hebben aan hun einde een roeilcoleurige .rand, de fprieten
zyn dik, de dyen als een ktiods. Hv wnnnH in nnkfchland.
115.
Hy woond Duicfchlaad.D E PAGE.
Deze is eene van de kleinfle zoort, en heeft het Hoofd en de borii bolsrond
en zwart, defchouders zya zwarc met eene kromme witte band, het
groot-
II. ORDE. II. GESLACHT. EOKKEN. 27
grootde deei der dekfchilden is zwart met eenen gelyken band, het ligchaam
en de dyen zyn zwarc, de beenen en voeten geel. Hy woond in Europa,
117. DE CADET.
Hy is tweemaal grooter dan den voorigen, en heeft het hoofd blaauwagtig,
de oogen zwart, de borft bolrond en zwart geilipt, de dekfchaalen
blaauw, de pooten en het ligchaam van onder zwarc, de fprieten blaauw.
Hy woond in Duitichland.
n 8 . DE GRYZE.
Hy is zo groot als de voorige ; het hoofd en de borii zyn Jaeger en
bruin, de borii is eirond, de dekfchaalen zyn grys mec twee witte banden,
en yder' baind heef: vicr zwarce flippen; de pooten zyn grys en wit, de
fpriet'ea zyn middelmatig. Men vind hem op de Boomen.
119. DE RIDDE R. PI: xxiir.
Deze fchoone Bok heeft het hoofd en de borii groenagtig graauw, ilerke
kaakbeenderen , de oogen bruin, de rand is geelagtig en loopt uic in een eirond
fchildje dac bruni is , met een geel ràndje. De dekfchaalen zyn grys
brnin bUnk^nrie, mec twee verheeven fcreepen, die aan het eind zamenlopen;
de pooten en fprieten zyn lang en geel. Hy v/oond in America.
120. DE MUNNIK.
De verw is ros, het borililuk bolrond, de fprieten langer dan het lig-»:
chaam. Hy is uit. America.
121. DE CARDINAAL.
Dezeis frhoon vermillioenrood, de borfc is rondagtig met twee knobbelijes
als tepekjes, de dekfchaalen zyn zeerglanzig, hy is van onder zwart.
Hy woond in Holland en Duitfchland.
122. DE CARDINAAL. (het Manmje.)
H y gelykt zeer na den voorigen, maar is de helft kleiner, en de voeging
der dekfchilden is zwart.
123. DE BISSCHOP.
Hy is donker blaanw violet, het hoofd is klein, de borii bolrond, de
dekfchaalen breeder dan de borft , en wat uitgerand , de pooten donker
blaauw, de fprieten bleek en donkerder dan het ligchaam.
Woond in Vlaanderen.
D 124. D E