3 II. ORDE. L GESLACHT. WAPENDRAGERS.
Dit geflacht heefc met de twee volgende, namentlyk der Bokken en Gemfen
veel overeenkomil, als zynde te famen lange fmalle Torren met zeer
lange fprieten , doch die geflacht onderfcheidt zieh van de Bokken daar
door, dat de fprieten voor de oogen, maar in de Bokken als in 't niidden
der oogengeplaatft zyn; en van de Gemfen daar door, dat dit geflacht platte
breede ru^gen heefc, fcherp aan beide zyden, daar de Gemfen ronde
ruggen hebben.
Op degrootte der fprieten, Tchoon van dezelfde fpecies, kan men geen
ftaat maaken, cm dat het eene Dier veel grooter fprieten heeft dan het andere
, meeren-deels evenwel is het flrandvaftig, da: de Mannetjes veel langer
fprieten hebben dan de Wyfjes. De fprieten beitaan uit elf jeden, zitcende
het eerfte, 't zy het kort of lang is, in het bekkeneel Op dit lid volgt het
tweede, 't welk als het voetfluk is der fprieten en veel dikker en grooter,
en van een andere gedaante is dan de overige negen leden, w^elke allengskens
dunner en meerendeels langer w^orden. De oogen puilen ver uit: in
de meefte fpecies zyn zy rond, of ovaal. In den bek zitten twee fcherp
fnydende kakebeenen of fchaaren, maar deeze zyn in fommige fpecies zeer
groot, en in anderen zoo klein, dat zy veel overeenkomil hebben met die
der. Bpkkqn. Zy hebben allen een lendenfchild, doch dit is klein.,
'S? ^
D
I. DE NYPER,,
I T Dier behoort onder de grootlle Torren welke ik ken: ik heb'er
van deeze fpecies gezien, welke nog grooter waren, en welker dekfchaalen
van achteren niet zoo rond maar platter eindigden. De nypers welke
hy in den bek heeft zyn zeer dik en geweidig, de oogen zyn'niet rond
gelykzy in de tekening zieh vertoonen, öm dat men het Dier van boven
ziet, maar zy zyn ovaal, en men ziet een groot gedeelte daar van op zyde:
zy puilen flerk uit. Het ruggedekfel heeft eenige verhevenheden, maar ik
twyfel , of niet eenige derzelven door het flierk droogen veroorzaakt worden.
Dit ruggedekfel, dat ter zyden met tandjes bezet is, fchiet met een
fcherpen rand over het lighaam heen. De dekfchaalen zyn niet dik maar
worden verfl:erkc door eenige fyne ribbetjes. Het gedeelde derde lid der
voorvoeten is grooter dan dat van de midden en achtervoeten. Ik heb 'er
gezien in welke dit lid wel tweemaal zoo groot was, als het hier getekend
is. Het geheele Dier is donker broin.
Dit Dier is in de Nederlandfche Kabinetten niet gemeen, en korat alt de
Ooftiudien,
2. DE KRAKER.
Deeze Wapendrager heeft veel overeenkomil met de volgende, dochzya
^op, fprieten, en nypers zyn kleiner, en de nypers zyn binnewaards niet
ZOO
I I . ORDE. I. GESLACHT. WAPENDRAGERS.
zoo bekleed met geel borilelagtig hair, Zy koomen beiden uit de Weftindien,
maar ik gis uit onderfcheidene Colonien.
Het geheele Dier is caftanje bruin en blinkende.
3. DE SOLDAAT.
De groote en ñerke nypers van deeze fpecies zyn binnewaards digt bezet
met geele ityve borftels, waarfchynlyk, om zoo veel te meer mee vail
te houden. De kop is veel grooter dan van de vorige fpecies, en het ruggedekfel
is ter zyden nauwlyks zigtbaar getand. Op het midden van den
rüg zit een Vierkante verhevenheid, als een plaat.
Het geheele Dier is blinkend caftanje bruin, maar de kop en rüg zyn donkerder
van kleur dan de dekfchaalen. Uit Surinamen.
4. DE KLEINE ZAGER.
Ik twyfel , of dit dier met het volgende een en dezelfde fpecies is, maar vaü
onderfcheide kuflien uit de Weftindien, dan of het Mannetje een Wyfje is,
want de gedaante van hunne ligchaamen, en de figuuren, waar mée zy befchilderd
zyn , koomen in alles overeen. De groote, en in 't byzonder die
der koppen, en zaagsgewyze fchaaren, welke zy in de bekken hebben, verfchilt
merkelyk.
Het maakfel van het geheele Dier is zeer plat, en de dekfchaalen zyn
dun, donker bruin en befchilderd met geele vlakken en allerly figuuren,
ZOO als de afbeelding vertoont.
5. DE GROOTE ZAGER.
Ik heb by de aftekening van dit Dier niets by te voegen. De vergelyking
met het vorige zal het onderfcheid befl; doen opmerken. De zaags gewyze
fchaaren of kaakebeenen zyn gev/eldig fterk, en men kan uit deeze
wapens, en de fcherpe doornen ter zyde van het ruggedekfel ligtelyk befluiten,
dat het Dier gewoon is vyandig te handelen, of dat het deeze wapens
tot zyn eigen befcherminge nodig heeft.
De kleur is dezelfde als die van den kleinen Zager.
6. DE GEVVELDIGER.
De fchaaren van deeze fpecies zyn niet veel grooter dan in fommige Bokken,
maar de platte kop, en in 't byzonder het maakfel der oogen toonen,
dat dit Dier niet.onder de Bokken behoort. Het ruggedekfel is als of hec
van zeer groffegryn leer gemaakt was: de dekfchaalen zyn glad.
Alles wat aan het geheele Dier uitwendig zieh vertoont is zwart. Uit
America,
7. DE STROOPER.
Het ruggedekfel is ter zyden getand behalven nog een fcherpe doorn aan
A 2 yder