74 II. ORDE. XXV. GESLACHT. S CHÍ LDTORREN.
D E GROENE SCHILDTOR.
Een donker groen zeer glanzig fchild, iiiet agt regelrnaatig geplaatfte
zwarte vlakjes, doet het zo fchitterend nietals beiden voorgaande voorkomen.
4. JAVAANSCHE SCHILDTOR.
Dit gelieele dier hünkt ais een edel gefteente; ter pJaatfe alwaar het
ílerkltü Ijgt vak, vcrtoonC het zig geel, daar het ligt wat minder valt,
groen , en vvaar de Ichaduw valt, íchoon blaauw. Op den rug zitten vier
castarjebruine ílippen , en op het dekfchild zeven van dezelí'de kleur, de
oogcn, fprieten en dyen der pcoten zyn blinkend ¡igt castanje bruin, maar
op de beenen , en op een gedeeite der borsc en buiRringen íchittert het
vaa ichoon azuur en purper.
5. GRAAUWE SCHILDTOR. ,
Dit diertje is graauw, de buitenkant van het fchild met geele vlakjes
evenredig verdeeld.
6. DE GROOTE GRAAUWE SCHILDTOR. PL . xlvii.
Dezc verfchilt ni . t , dan in grootte van de voorgaande, zynde cok donkerder
van kleur.
7. BTTEK.
Het geheele beestjeis hoog bruin j enwit gefpikkeld en aardig gefigureerd,
en kan zicb, ais dood veinzende, laatsn haudelen, zonder 2ic;i ce beweegen,
het mannetje is vliegende afgebeeld,
8. Z ILVERKLEURIGE SCHILDTOR.
Op het glanzig wit dikfchild vertoonen zig drie vlekken, waar-van cen
te<^en het ruglcliild geplaatst, waarop twee grootere en twee kleindere in
dc'aftekening te zien zyn, kop, poten en fprieten zyn zwart.
9. DE GETYGERDE SCHILDTOR.
De rosngtige dekfchilden van dit diertje zyn met fraaye blaauwagtige
oogen met een zwartagtig randje omzoomd, getekendr het bont fchild is
rosagtig en ais eenigzints geplooyt, kop, fprieten en poten zyn rosagtig,
de vier vliesvleugeleíí byna zwarc.
10. DE
Ii. ORDE. XXV. GESALCHT. SCHILDTORREN. 7f
le. DE ORANJEKLEURIGE SCHILDTOR.
Dit fraave diertje heeft het dekfchild fraay oranjekleurig met cene donker
EToenagtige rand omzoomd, en diergelyke vlak aan het agterfte einde,
het rugfchild en kop zyn insgelyks donker ichitterend groen, de fprieten
en pooten oranjekleurig.
I I . DE GEZOOMDE.
Het groene dek cn rugfchild is fchoon groen, ligt geftreept en met kleine
nuties bezet, een roodkleurige zoom omvat het dekfchild, terwyl zes
S ' k kleurige vlakken op het zelve,en vier op het rugtchild zig vertoonen,
fprieten kop en poten zyn groen.
12. DE GEBANDEERDE.
Drie Witte ftreepen welke op een koperkleurig dekfchild, borstfchild en
kop evenredig zamen lopen, onderfcheiden dit van alle de ovengen: de kop
fprieten en pooten zyn koperkleurig.
13. DE FLUWEELE.
Op een zwarte fluweelagtige grond van het dek-rugfchild, en kop ziet
men vyf evenwydige roodeftreepen, het zelve verdeelen, daar aan de agterzyde
van het dekfchild zig eenige dergelyke flippen vertüonen.
K s