72 II. ORDE XXIV. GESLACMT. LIEVENIIEERSEIAANTJE3
die Torretic vcrciert zyn , doct hct zeU e van de voorige, door fraayheid cn
tokening merkelyk ondericheidcn.
I I . DE ROODGEVLAKTE PL. XL^'I.
kken
Op de clanzige zvvartc dekfchilden zyn tien helder fchoor, roode vlakke
re£;elmati| geplaatst, hetvagtchild is grysagtigmet zes zwarce ftipjer, de kc
giys , fprieten en pooten rcod.
P
12. D E ZWARTE GEOOGDE.
Citroen-kleurige dekfchildcn en rugfchild ¡met regelmatige zu arte ftippen
geeven liet een cierlyk aanzien, van onderen is hec zwart, kop en fprieten
J3. d e WITVLAKKIGE.
De fprieten geknopt, aan het einde een weinig dicker wordendc,de
kleine kop fchiet halvervveegen de borst, het geheele beestjc is oranje mec
langu-ei'pi^e eeel witte vlakjes: op de borst zyn twee wicte ovaale vlakjes
aan weerskanten een, debuite rand der boye'n vleugeltjes is meest vuilgeel;
de fprieten en poten zyn oranje. _
14. D E G E W Ö L K T E.
De meesten van dit geflacht zvn gefpii;keld, uitgezonderd deze, wler
dekfcha?i'-n re-^ulier gewölkt zyn uic zvvarc en bruin rood, de kop en het
ru-dekzel zvn zwart, de vliesvleiigels z O yn geel. in Holland.
15. DE LEVEREYDR AGER.
D" dekfi-haalen zvn zeer glad, en fchoon blinkerd castanje bruin, rondom
met" een ligcer briiinc rand naar het gec;e trekkende, waardoor de kop
en her rui'^edekzel ook ligcer van kleur zyn. Door het vergrootglas ziec
m-n iVt biiiterandje van de dekfekaalen zeer cieriyk met Vierkante blokjcs
op'dezelven verheeren. Van onderen is het brinn geel. De fprieten zyn
in groote van de vorige onderfcieiden, gelyk mt de plaat blykt.
16. DE GROOTE GEVLAMOE WEST1KDISCÍIE.
D-^ zvai'te dckfchildsn mot twee rossgtige vlakken, vvaarop zig een zwarte
itiu vertoond,- het rag;c:iild, kop , pooten en fprieten zyn zwart. üe
afbeeldin? maakt het d-er kenbaarder dan de befehryving.
VVFhM,
II. ORDE XXV. GESLACHT. SCHILDTORREN. 73
VYF-EN-TVINTIGSTE
GESLACHT.
SCHILDTORR EN,
K E N M E R K E N.
Draadvormige fpriettn,uit dria lesdjcs beflaande ; In plaats van del^chaS'
kn, een groot [child, waarender twee vliesvleugelen.
I . C O R O M A N D E L S C H E SCHILDTOR.
ZEER gebrekkig kan ik de kleur van dezen Tor, nog door verwen,
hog door woorden verbeeiden; de meeste gelykenis heeft hy met de
purpere Amathisc, en is niet minder fchitterende dan deeze; aan het ftaarteinde
is hy fchitterend groen, van welke kleur ook he: voorfte randje van
den rüg en ds kop is, op welke twee, en op het dekfchild zes donkere
paarfche vlakjes zitten.
^ Van boven is het dier gefireept, fchoon groen en bruin geel.
2. DE BATAVIAASCHE SCHIDLJOR.
De grondkleur van dit dier verändert n a ^ maate de fhraalen van het ligt
meer of min regtlynig daarop vallen, hier ziet men groen, daar goudgeel,
en eiders purper , alles even fchitterende, en op dezen grond zyn bruin
roode figuuren van maakzel, zoo als in de teekening is afgebeeld. De
fprieten en poten zyn caitanje-bruin. Het dier is van onderen niet minder
fchoon dan van boven, en heeft de kleur van den koperbloem , geel,
«'loeiend goud, en 't groen gefchakeerd en gevlekt door elkander.
K 3- DE