D E L X I . A F B E E L D I N G .
X T An dit gewas Guiava Ma-dulcis zict- Mer vooren Op Fol. i+. alvvaar het omftan-
» digh is befchreeven, en is op de Plaat 19 mede met zijn Vrucht verbeeldt:
De Rups, dewelke daar op aaft, is den 24. February in een popje verändert, enden
2. Maart is uyt het zelfde voortgekomen een Uyltje, zynde wit van grondt met
gcelachtigc bruyne vlakken. Den Rups is de Kop, en vervolgens hetLijfbovenop
zwart afloopende tot wit, en vervolgens tot fchoon geel, en heeftachteropzyn lijf
zwarte doorn-haaren, en naar onderen en vooren Ichoone gcelen. Het popje isdon-
ker bruyn met zwarte haaren, en ’t hooft, ’t geen kaal is , is omtrokken met een
roode en witte kring.
Deze groote R ups, mede op dezelve Boom gevondert, is vuil bruin van coleur,
van ’t hooft tot de ftaart met een zwarte ftreep, en verder het lighaam met zwarte
kringen, en naar onderen aan het lijf met witte ftippelen, het hooft en ftaart pur-
perachtigh. Van deze Rupfen werden’er veelen gevonden, want ik wel 50 ftuks
daar van gehad hebbe. Deze is den 30. Auguftus in een Popje verändert, zynde
licht bruin met donkere bruine ftreepen en vlakken. Den j 5. September daar aan vol-
gende quam deze groote Uil daar uit, hebbende over ’t lijf een witte ftreep met vier
zwarte vlakjes daar op: Verders zyn daar ter wederzijden vier fchuyne zwarte, en
vier diergelyke witte banden of vlakken. De boven-vleugels zyn vuilbruin en wit
gcvlakt, en de onderfte boven geel, en naat onderen vuil bruin.
D E L X I I . A F B E E L D I N G .
T~\It gewas is een tak van een Papay-boom, met zyn Bloem of Bloeifel, zynde heel
A - ' fchoon wit, en van binnen gout geel. Ziet zyne Befchryving hier voor op
fol. 30. De bovenfte Rups is op dezelve gevonden, en is groen en geelachtig, hebbende
op t lit achter het hooft een bruin root oogje, en een witte rbnde vlak, en
ter zyden het zelve twee rondachtige vlakjes, loopende puntig om het voornoemde
00g. Deze Rups is ongemeen fterk in ’t loopen, en, wanneer men die wil aangry-
pen, flaat en verweert hy zig met een groote kragt. Hy is in een Popje, zynde
gloeijend bruin met zwarte banden omtogen, den 16. May verändert, en den 39.
Juny daar aan volgende quam deze Brummer-Uil tevoorfchyn, zynde bontgevlakt
en geftreept met veelderley coleuren door een gemengelt.
De onderfte, mede op dezelve Boom gevonden, is ongemeen groot; boven op
het ly f bruin gemarmert, loopende naar het onderlyf gemarmert wit, en heeft ten
wederzyde zes Kepers, ofkromme haakjes heel wit, boven zyn hooft een zwart
ichilt, en op het zelve twee volmaakte kruysjes, blinkende als Diamanten. Den
12. May is hy tot een geel oranjenachtigh Popje geworden, en den 12. Juny quam
deze Brummer-Uil daar uit, hebbende aan 't hooft twee groote uitpuilende oogen,
op den rüg een witte bandt met zwarte dwarsftreepjes; het lyf is ter wederzyde met
witte en zwarte vlakken getekent; de boven-vleugels zyn vuilbruin, geel, zwart
en wit gemarmert; de onderfte vleugels naar boven oranje, en naar onderen vuilbruin
cindigende in een licht geelen getänden rand.
D E L X I IT. A F B E E L D I N G .
DEze bovenfte groote Rüps is gevonden op de Ctrcaa-loom, dewelke hy meede tot
zyn Ipys gebruikt. Hy is groen geelachtig en over ’t ly f met dóornachtige
hairen bezet, die onder groen, en naar boven geel zyn, en is den 21, Juny inge-
fponnen tot een bruin ookerachtig gecoleurt Popje. Den 16. September daar aan volgende
quam deze groote Uilte Voorfchyn, zynde vuil appelblóefemachtig van coleur
, hebbende op zyn onderfte vleugels twee groote witte vlakken, rontom met
een breeden zwarten lijft, en in ’t midaen een kleynen en een grooten hoekigen zwarte
vlak. Deze Rups is zeer vergiftigh, want hem aanrakende floeg hyom, endequefte
myn twee voorfte Vingers, die aanftonts purperengeelachtighwierden, en grooten
pyn veroorzaakte in de hand tot in mijn elleboog. doch ik gebruikte aanftonds het
gewoonelijke hulpmiddel, namentlijk Schorpiocn-Üly, waar door de pij n in den tijde
van een half uur ophieldt. Na dit gedaan was bezag ik de Rups met een Micros-
copium, enbevona, datze vol ftekelsen doorentjes was, van onderen groen en dik,
en boven zwart en fijn, welke zwarte punt jes, afgebroken, my in ’t vlees Itaken en dee-
ze vergiftiging veroorzaakten. Voor zulken geval dat men van Rupien, of andere
diergelijke Dieren geftooken wordt, is de Schorpioen-oly altoos van een goedt ge-
bruik.
De onderfte Rups is zonder eenige doorn of hairachtigheid, maar veel coleurig,
hebbende zwarte kringen en ftreepen 3 de grond is wit uit den zeegroenen, en vol
klyne roode ftippeltjes. Hy is in 't gras gevonden, ’t welk zijn voedfel is, en den
y.January verändert in een licht bruin Popje, den 25. dito in een fchoon Cappelletje,
zynde de onderfte vleugels met vlerken en ftaartjes > zyn coleur is uit den licht
bruinen en zeegroenachtig, met ziivetglanfige vlakjes.