O P D E
V E R H A N D E L I N G D E R
S U R I N A EM S C H E I N S E C - T E N
JU F F R'
V A N W Y L E
MARIA S Y B I L LA MERI AEN.
O opent zieh een nieuwe Hof
_ Van overzeelch Geboomte eaPloemen.
| | Wie leerfaam iss vind hier weer ftöf,
iO n ’s wyzen Scheppers magt te roemen,
En uyt het allerminfte Kruydt
Te ontdekken, hoe ver zy verdwaelen,
Die goddeloos en dvvaas verhaelen,
Dat alles uyt zieh z,elven fpruyt.
Elk blad, elk ßloeyffel toont Gods werking j
En wyft zyn onderhouding aen,
En leert, dat zonder die verfterking
Hier alles zonder maet zou gaen.
Niet minder kan men dit beiliffen
In dit geöpent Kabinet,
Door M E R IA E N te faam gezet
Uyt Surinaemfche Hagcdifen ,
CJyt Vorfchen, Pad.den , Slang en Spin,
Uyt M ieren, Pups, cn vremdzPFormen,
Die, eerftelijk verändert in
Een Topfe, naderhant vervormen
In V yhjes, van verfcheyden aert,
En veelerley koleur en vlekken,
Die yders ogen naer zieh trekken,
Als de uyterfte verwond’ring waert.
Ik kan myn oogluft niet verzaeden:
Hoe meer ik lette op kleur en ly f,
Hoe meer ’k verlief op deeze bladen,
Hoe hoger ’k opgetogen blyf,
En my verplicht vind dank te zeggen
Aen Vrou S Y B I L L A E S geeit, en vlyt,
Die vry voor ’t ktiaegcn van den tydt,
Haer naem in yders mond zal leggen,
En leeven doen na haeren doot,
Nu Oojlcrivyk, die uyt’ontfarmen
Haer Letter-weeskind maekte groot,
Het fteunen leert op eygen armen,
Dies ’t ook uyt dankbaerheit zyn Voogt
En Moeders roem en zörg verhoogt.
M. BROUERIUS VAN NIEDER. Advh
MARIA S IBYLLA MERIAN
A A N D E N
L E E Z E R .
heb my Van myne jeugt af aan met de onderzoeking der Infeiten
ziäOTVtfvMSY g - gChouden, in ’t eerft begon ik met de Zyde-Wormen in myne
|Geboorte-ftad Erankfort aan den Main, daar na bemerkte ik dat uit
I andere R upfen veel fchoonder Capellen en Uilen voortquamen, als uit
Sde Zyde-Wormen; dit bewoog my om alle Rupfen te vergaderen, die
Hk vinden konde, om haar verandering waar te neemen, waarom ik ook
alle gczellchap der menfehen verlier, en my tot deze onderzoeking veleedigde, op
dat my in de Schilderkonft zoude können oeffenen, en die na hct leeven teikenen
en ichilderen, gelyk dan ook alle Meilen, die te Frankfort voor eerft, en daar na
tot Neuremburg heb können vinden, voor my zelve zeer curieus op pargement ge-
fchildcrt heb , het welk daat na ,by gevalle in 't gezigt van eenige Liefhcbbers ge-
koomen is, die my toen ter tyd zeer kragtig hebben aangezet om myne ondervin-
dinge der Infeilen in 't licht te geeven tot fpeculatie en genoegen der curieufe On-
derzoekers der Natuur, hier toe heb ik my eindelyk laten overrceden, en heb dc-
zelve met myn eige hand in 't kooper gebragt, wiens eerfte Deel in Quarto \679-
en het tweede 1685. heb uitgegeven , naderhand ben ik in Vriesland cn Holland
eekomen , en heb aldaar myne ondervindingen der lnfeften vervolgt, bezonder in
Vriesland, want in Holland heef t het my meer aan geleegenheid ontbrooken als eldcrs,
voornamentlykomop te zoeken het geen op Hyen en Veenen te vinden is, dog dit
myn gebrek is veel door andere Licfhebbers nerftelt geworden, die my dan de
Rupien gebracht hebben, om haar veranderirige verder waar te neemen , gelyk ik
nog veele ondervindingen by een heb, om nög meer by de twee voorgaande Deelen
te können voegen i maar in Holland quam ik niet Vefwondering te zien, wat al
fchoone Gediertcns men uit Ooft- en Weftindien deed koomen, voornamentlyk,
wanneer my de cergefchiede vante mögen zien het koftelyk Cabinet van den Edele
Groot Achtbaare Heer M' N i c o l a a s W i t s e n , Purgermeefler der Stad Amßerdam, en
‘Pewinthckber der Ooß-indifche Maatfchappy, Stc . als ook dat Van den Edele Heer J o n
a s W i t s e n , Secretaris der z a lv e Stad ; vorders zag ik oök hct Cabinet van den
Heer F r e -d e i u c u s R u i s c h , M : D : Anatomes & Botanices Profeßor , dat Van S r' L i-
vrdüs V i n c e n t , en van veele andere , in welke Cabinettert deze en ontclbaare
andere Infeilen gevonden heb, dog zo, dat daar aan ontbrak derzelver oorlpronk
engeneratie, feweten, hoe fy uit Rupfen in Föppefjefis en zö V'crder veränderen i
dit heeft my aangeport een grote en koftelyke reife te onderneemen, en na Sun-
naame in America te vaaren, (een Landt heet en nat, en van waar de voorfchreeve
Heeren deze Infeilen ontfangen hebben) om aldaar myne ondervindingen te ver-
volgen gelyk ik dan ook in Juni des jaars 1699- daar na toe gevaaren en gebleven
ben om dieswegen naauwkeuriger onderzoekinge te doen, tot dat in Juni des jaars
1701. my weeder naar Holland begaf, alwaar ik den 25. September daar aan volgen-
de aanlandde daar heb ik deeze leftig ftukken met haar ondervinding curieus na
hct leeven op pargement geichildert, die nevens de gedroogde Beesjes by my te
zien zyn , ik vond in het Land niet de bequame geleegentheid om de ondervinding
der Infeilen te doen, die ik my verbeeld & 3 j hadde,alzo hetClimaat van dat Lzaenedr