D E X LVII. A F B E E L D I N G .
WAt ik Fol. 3+. van de Roode Wyn-Dmyven gezcgt heb, is het zelve wat hier
van de Witte zoude können gezegt werden, die even zo tvecldig op Suriname
wallen als de Roode.
Anno 1700. in de May, vond ik op dezeWyngaardbladen eenige groote groene
Rupfen, als boven op de fteel vertoond is. Deze zyn zeer ftark van eeten , den
15. May blcefze ftil leggen en veranderde hare verf, wat hellende na den bruinen,
dry dagen daar na is fe tot een Poppetjengeworden, waar uit den 3. Juny een icho-
ne Uil voortquam , groen en rood met ligte leverwige ftreepen , haar ihuit en
hoornjes waren gout gcel, de Mannetjes waren fchoonder als de Wyfjes , gelyk al-
hier een vliegend vertoont is.
Deze onderftc Rups nuttigde inlgelyks deze bladen , als hy fig uitrektc was hy
zo lang als de bovenfte, maar als men hem aanraakte , kromp hy in een, als deze
onder op de fteel leggende vertoond, laatende een fchuim uit den mond gaan. Om-
trent halve May 1700. vervelde ly , en wierd tot een bruin Poppetjen, als onder op
den fteel legt, den 6. Juny quam een zulke Ichoone graauwe Uil met bruine vlakken
en witte ftreepen daar uit, de voetjes waren wit, de fnuit gout geel. Ik heb deze
beide veranderinge op een blad gemaakt, dewyl fe eenderlei ipyze aten.