D E L I . A F B E E L D I N G .
DEzen Tak is van een grooten wilden Boom, welkers bloeifel lange witte dra-
den heeft, lyne zaadhuisjens zyn lange gedraaide peulen , inhebbende fivar-
te boonen met witte lymigheid omgeven, die men afzuigt van wegen lynaangenaa-
mc zoetigheid, daarom men fe ook Zoetc-boontjcs noemt; het gebmik der boonen is
onbekent > en de Indianen noemen die Wyckc-bockjcs.
Deze geele Rupfen eeten de bladen, ly hebben iwarte voeten, en iwarte lteekels
op den tuggen ; Ik heb meer als honderd gehad, die alle geftorven zyn, dewyl de
bladen van deze boom ten eerfte hard worden en verdorren als ly afgebrooken zyn,
en alsdan van de Rupien niet können gegecten worden dog is my den 1 6 ■ Juny 1 700.
een tot een Poppetjen geworden, fgelyk aan het einde der peulen een legt) aan bet
einde van juny quam een Ichoope Cappelle daar u it, gelyk hier een vliegend en
zittend vertoond word.
Deze boom is nergens, dat ik weett befebreeveffy I en kan onder geen be\ent geflacht gevoegt worden.