m î .
De kleedîng van de bejaarde Vrouw, in het eerfte plaatjen afgebeeld, is de gewoone dragt van deftige
Burgervrouwen in de meeste hollandsche Steden. Heur Regenscherm, met een linnen bekleedsel overtrokken,
getuigt van de spaarzaamheid en uiterfte netheid der hollandsche vrouwen; heur Bijbel, met gouden
Booten voorzien, en waarmede zij geduurende het-gebed heure oogen bedekt; heure ronde neteldoeksche
Muts, omgeeven met een op carcasse gemonteerd, en zeer .fijntjes en zeer netjes geplooid kantje; over deze
muts, kornetjej genaamd, eene zwarte gaase kap onder de kin vast gemaakt,, onderscheiden eene -vrouw lidmaat
van eenige der protestantsche gezindheden.
Noch maar weinige jaaren geleden, zou de klederdragt van de jonge Jufvrouw flechts eene eentoonige
wedergade van heure Mama’s Jtleeding geweest hebben. Thands ®ijn de tijden veranderd-; en de tekenaar*
op het geen hij Ziet gevestigd, heeft de voorwerpen, niet zo als zij behoorden te zijn, maar zo als zij zig
daadlijk voordoen, hier afgebeeld. Uit de ongegeneerde houding van het juffertje kan men opmaaken, dat
zij het palladium der hollandsche jufferlijke zedigheid afgelegd heeft, het rijglijf namelijk, weleer zo heilig
geëerbiedigd, dat ’ er, in de huisgezinnen, waar de oude zeden nog ongeschonden gebleven zijn, aan de
dienstmaagden, zelfs bij den zwaarsteu arbeid, niet toegelaaten wordt het zelve af te leggen. Het kleine
zwarte taffe manteltjje heeft zijne plaats voor een’ ruim en eleganten omflagdoek moeten ruimen. De zijde-
o f oojstindisch-katoenezak is door een wit kleed met breede plooijen vervangen geworden. De muts, ja , is
een kornetjen gebleven; maar, in plaats dat dezelve behoorlijk om het hoofd zou fluiten, heeft een aardig
geplaatst .kussentje derzelver omvang verdriedubbeld om den omtrek des aangezichts kleiner en lieflijker te
doen voorkomen; terwijl eenige losse krullen, onder het mutzen-kantjen gluurende, het schoone hair, dat
zig als nog niet durft laaten ziea, op eene behendige wijze doen gissen. Wat de zedigheid der jonge Juffer
betreft, die eene schreede achter heure moeder bljlft; heur veelbeduidend aanzien naar zekere ftreek*
onderscheiden yan die,, waar Mama- haar henen leidt; heur waaijer, welks richting niet weinig naar een
sein gelijkt: deze en dergelijke kleinigheden schijnen ons aller eeuwen en landftreeken gemeen te zijn, en wij
durven dezelve niet als bijzondere trekken van het nationaal karakter bij den avnvang der negentiende eeuw op-
geeven.
N°. I.
L ’habillement de la Dame représentée dans la première planche est le costnme ordinaire des femmes
-de bo.ns--bourgeois, dans la plûpart des villes de Hollande. Son parapluie, couvert d’un sur - tout de toile ,
annonce l’économie et l’extrême propreté des femmes de ce pays. Sa bible garnie d’agraffes d’or, son
éventail destiné à couvrir ses yeux pendant la prière, son bonnet rond de mousseline, bordé d’une dentelle
montée sur de la carcasse et plissée bien délicatement et bien symétriquement, et par dessus ce bonnet*
qu’on appelle cornette,une coëffe de gase noire qui s’attache sous le menton, annoncent une femme attachée
à quelqu’une .des églises Protestantes,
Il n’y a que peu d’années, que le costume de la jeune Personne n*eût été qu’une répétition monotone
de l’habillement de sa mère. Mais les temps ont changé; et le peintre., attaché à ce qu’il vok
a représenté les »choses, non telles qu’ elles devraient être, mais telles qu’elles sont actuellement.
Au maiutien un peu plus qu’ aisé de la demoiselle, on voit qu’elle a déposé l’antique palladium de
jla modestie des filles hollandoises, le corps de baleine, si inviolablement respecté* que dans les
familles encore attachées aux anciennes moeurs on ne permet pas même aux servantes de pE quitter
dans leurs travaux les plus pénibles. Le petit mantelet de taffetas noir a fait place à un mouchoir
vaste et élégant «Une robe blanche à grands plis a succédé au juste-au-corps d’ indiefine ou de taffetas
, qui portait jà fi juste titrej le nom de sac. Cependant le bonnet est resté cornette ; mais
au- lieu de marquer exactement le contour de la tête, un bourrelet artistement posé en a triplé le volume
pour faire paraître plus mignon le tour du visage; quelques boucles légèreséchappées par-dessous la
dentelle, font adroitement deviner la chevelure qui n’ ose encore se montrer. Quant à la modestie de la
jeune personne, qui reste un peu en arrière de sa mère, à son regard malin, dirigé vers un point de
Ja boussole, qui n’est pas celui où elle la conduit, et à son éventail dont le mouvement semble être un
signal; nous croyons que ces bagatelles sont de tous les pays et de tous les temps, et nous n’ osons Jes
donner .comme des traits particuliers .du caractère national au commencement du d ix -neuvième Siècle.