Steeds aangenaam voor ’ { oog is het gezigt van een Geldersch Iandmeisjen : heure klederen , minder geddon- -
gen, minder stijf als die van de Noordhollandsche, Fries sche en Schoklandsche vrouwen, hebben ,• mep
denzelfden graad van oorspronglijkheid , echter meer gratie. Vlak van vooren gezien, schittert heur 'aan»
gezicht, welks- coloriet een blijk van de gezonde luchtstreek van Gelderland is, te midden van heur’ grootten
met blaauw zijde gevoerden Stroohoed , als- een blinkende star te midden van het azuur gewelf. Aa»
dezen hoed is een zijde lint vast, dienende bij- slegt weder om den rand neder te. haaien, doch wordende*
bij schoon weder aan de streelendè windjes overgelaten. Hettre cierlijke kanten Muts voegt zig naar des-
speeimg van het gelaat en volgt den omtrek van het-aangeaigt , zonder hetzelve naauyv in te fluiten. Dei
fijne neteldoek, die heur’ boezem dekt,. liggende gedeeltelijk onder een’ fijnen chitsen doek met fterkge-r
kouleurde bloemen rand, maakt met dezen een vrolijke menging van kouleuren , die met de donkere verwen*
van heur nagtgronde Jak zeer aartig in één smelt. Onder dit Jak hangt- de gestreepte R o k , van wollen
stof eigen gereid genaamd, waarvan zij in de winteravonden den draad-zelve gesponnen heeft. Heur-
Friessche ruiten Voorschoot houdt zij met de handen op de heupen rustende een weinig opgeschort, terwijl
zij onder den last, dien zij torst, genoodzaakt is voorover-te bukken.
De Jongeling, die haar vergezelt, en in een gladde geschuurde koper emmer de melk draagt, welke de-
kan van het meisje niet konde bevatten-, heeft, gelijk, alle-kloeke vrijers van zijn land, een’ zijden doek»
om den hals, en op ’ t hoofd een’ driekanten hoed waarvan de eene rand ter zijde neder gelaten is. Zijn*
gemengd of ongelijk blaauwe Rok .of Kiel is van eene wollen stoffe mede eigen gereid genaamd,-, waartoe;
de dogters en dienstmeiden des huisgezins den draad hebben gesponnen. Het kamisool en-de broek zijn*
van laken en van ééne kouleur. Zijn gestreepte koussen zijn van wolle gebreid. Groote zilvere gespen»-
op de schoenen zijn iets, waarmede de beide geflachten onder deze lieden zeer gaarne pronken.
Heden nog heeft onder de boeren van Gelderland een ouderwetsch gebruik plaats, ’ t welk, van de-
zedelijke kant beschouwd, voor meer andere gewoonten niet behoeft te wijken. Op Pijtterdag, name-i
lijk , worden de jonge dogters.des morgens vroeg naar de weide vergezeld door gezelschapjens die van*
de verseb gemolken -melk gaan ontbijten. Doch hebben dezen togtjens niet alléén het vermaak ten doel jj
nog eindigen niet altijd tot genoegen van het dus vergezelschapte.boerinnetje: want is zij onvriendelijk-, norsch,
niet ten uiterste zindelijk, dan vindt zij ter weide komende een stroomannerje of een ander misselijk en
neiagchelijke gedaante bij het hek staan; térwijl heur zindelijk, zagtzinnig of meer schoone buurmeisje het
genoegen heeft van heure schoonste .koe. met een. blo.emeu.kransjen pronkende haar te gemoet te zien komen..