De Hermhuters, eertijd» Moravische Broeders genaamd,1 zijn overal bekend: hun godsdienstige genootfchap’
door de vier waereldeelen uitgebreid, munt in verscheidene oorden des aardbodems door den ijver voor de
bekeering der volken, die den christelijken godsdienst nog niet kennen, bijzonder uit. Uit Bohemen en Mo-
ravië verjaagd, vonden sommigen hunner, omtrent het begin der agtaende eeuw, eene toevlugt in de milddadigheid
van den Graaf van Zinzendorf, eenen Saxischen edelman, die hun eene schuilplaats aanwees op een
hem toebehoorende landgoed, Hermhut geheeten. Van daar hebben zij zig in verscheidene oorden van Duitsch-
land verspreid , en zijn tot in de bataafsche Republiek afgezakt, alwaar zij niet verre van de stad Utrecht, is
het dorp Zeist, een aanzienlijk broederen - huis gesticht hebben. Hier leven zij van de overige inwooners
afgezonderd; door hunnen uiteriijken godsdienst, hunne ernstige zeden, hun stil en eenzaam leven
niet alleen, maar ook bijzonder door hunne eenvoudige en eenvormige kleding onderscheiden: die der vrouwen
verdient vooral in eene verzameling van de merkwaardigste klederdragten dezer gewesten aangetekend te
worden. Schoon weinig in ’ t oog loopend, door derzelver eenvoudigheid, is deze kleding echter belangrijk
door haare periodiscbe en vast bepaalde kleine veranderingen, (trekkende om den ouderdom en den itand der
zusteren aantetoonen. Een voorbeeld daarvan is te vinden op plaat 5. ' Een jonge dochter zingt, terwijl zij
met de klavecimbel heure item verzelt, een der bij hunne godsdienstoefeningen gebruiklijke liederen; naast haar
zit heure moeder, in flfl gepeins, en- vervaardigt heur breiwerk zonder iets van de zoete klanken dezer aandoenlijke
en godsdienstige mufyk te laaten veriooren gaan: deze is eene van heure meest geliefde uftfpanningen. De
form heurer kleding, in een katoene japon, een’ witten voorfchoot en een’ grooten, over de schouders geslagen
doek bestaande, de fyne batiste linnen mnt»adie het agterhoofd omvat, en de camerdoekfche brede band
die het voorste gedeelte des hoofds dekt, zijn aan alle de zusters gemeen fden hier verbeelden zwarte zijde
hoed draagen z ij, alleen wanneer zij uitgaan); maar ’t geen haar van elkanderen onderscheidt, is de kleur van
het lint, waarmede dataartige mutsje onder de kin vast gemaakt is: zie hier deorder, volgends welke dit onderscheidend
teken veranderd wordt. Tot heur twaalfde jaar is hetlintje bij de jonge dochters roosenrood;
van twaalf tot agttien jaaren, donker rood ; alsdan verandert het donker rood in ligt roozen - rood, en behoudt
die kleur, tot dat zij in ’t huwelijk tredeu; alsdan wordt het met hemelblaauw verwisseld, ’ t welk de getrouwde
vrouwen niet afleggen vóór dat zij weduwen geworden zijn; en dan draagen zij onder de kin een wit
lintje, welke kleurverandering de allerlaatste is. Hier dient te worden aangemerkt dat de overgang van roo-
zenrood tot hoog o f bloedrood, en van dezen tot zagt roozenrood op eene plegtige wijze, in tegenwoordigheid
van de vergaderde zusters geschiedt. Er had iet dergelijks in het oude Romen plaats: doch bij dat
afgodisch volk, wierd het afgelegde lintjen o f hartje ('bulla) den beelden der huisgoden opgghangenwaar
de Seystersche Zusters- het heure laaten,. is ons onbekend