De Hagenaars hebben, ten minsten in tijd van vrede,bijna altoos overvloed van versche zee-visch, die
dikwijls levendig aan hunne markt gebragt wordt; en dit voorrecht zijn zij aan de nabijheid van het dorp
Scheveningen verschuldigd, welks inwooners allen visschers zijn. De visvangst geschiedt des nachts; en*
reeds bij het aanbreeken wan den dag, ziet men mannen en vrouwen met de schatten van de Noord - zee
beladen, zig naar den zetel van het bataafsch gouvernement spoeden. De mannen dragen de visch in groo-
te korven op den ru g , de vrouwen in manden op het hoofd. Onder deze visch - verkoopers zijn ’er die
in ’ t gros handelen, en dezen laaten hunne waaren per as naar de markt voeren. Hunne equipage beftaat inr
een karretje, met twee o f drie grootè honden bespannen, en is dus, op de wielen na, niet ongelijk aan
die der inwooneren van Kamschatka. Bij de terugkomst, vervangt de man , of de vrouw, zomtijds ook
beiden, de plaats van de verkochte visch in het karretjen en laaten zig door hunne trouwe dieren naar hunne
rustige woning terug voeren. De beste Scheveningsche visch wordt in den Haag op de markt verkocht:
de overige wordt langs de ftraateu gesleten, alwaar men hen de gantschen morgen hoort roepen: krimp
Schellevisch! levende Schellevisch! garnietl enz. De Scheveningsche vrouwen hebben, met eenen bijzonderen
tongval, ook eene bijzondere wijze van kleding (zie PI. 9 .) niet onwaardig, in het tafereel van de bataafsche
klederdrag-ten eene plaats te vinden. Z\\ dragen op het hoofd, een ftroo visch hoed,met zeer fijn geplooid
nachtgronde sits tot halverwege den rand gevoerd, en met een zwart lint omboord; daaronder een kamerik-
doeksche mopmuts, met eene gebloemde ftrook, daar het hair zelden onder uit komt:; een, op de wijze
van de Noordhollandsche vrouwen, zilveren, o f gouden hoofd ijzer., met bellen of hangende paerlen ; om
den hals, eene halsband van bloedkoraal met een gouden flot, en een roode bonte doek. De eigenlijke
kleding beftaat in een zeer lang jak van bonte sits of bruine sergie , bij haar mantel geheeten, een blaau-
we sergie rok fchort genoemd, eene blaauwe floof, met een opnaaisel en dobbelfteen ftukfe ’ er aan, met
een zwarte band om het lijf vastgemaakt, èn een bruin sergie Schoudermantel met rood baai gevoerd. Aan
de voeten, dragen zij blaauwe wolle Koussen, platte ronde .Schoenen met zilveren gespen of bandjes vast-
gemaakt. Des zondags, gaan zij te kerk met rood o f anders gekleurde Muiltjes, paerlgekouleurde Koussen,
en eenen sitsen ManteJ.
Het jonge mensch, hier verbeeld, die van de Scheveningsche vrouw garnaaten gekogt heeft, en haar
naar Schelvisch vraagt, mag, naar heure klederdragt, onverschillig voor een burger meisjen, of voor és
dienstmaagd uit een voornaam huis, aangezien worden.