Men ziet.ongaarne'die nationaale klederdragten verdwijnen , die van den oorsprong ö fd e ^rerhuizinge 'der
volken herkomstig waren ; zij zijn, voor de geschiedkunde, als zo veele wandelende gedenkstukken, die
van het klimaat waaronder deze volken geboren zijn, van hunne'eerste levenswijze en gewoone bezigheden,
zo wel als ..van- den meerderen of minderen graad van smaak waarmede zij zig in hunne kindsheid versierden,
eene-betere getuigenis dan alle geschiedverhaalen konden geven. Thans heeft de mode alles verward.
Nanuwlijks zijn ’er. nog in eenige hoeken van Europa tekens van oorsprouglijkheid in de klederdragt
te bespeuren. Dat echter het bataafsche gebied hieromtrent eene uitzondering maakt, blijkt genoegzaam
uit verscheideu. van -de tafereelen die wij reeds in deze verzameling geleverd hebben, en nog meer uit het
geen wij nu, -ouder *NQ, 10. leveren. Het zijn, namelijk, twee vrouwen op de westelijke kust van
Friesland woonende, in een’ even zo vreemden trant gekleed, als in de vijfde eeuw, toen heure voor:
ouders met de Saxen vereenigdj volkplantingen in Groot-Brittanjen vestigden. Deze klederdragt heeft echter
niets behan gelijks, zij is ftijf, hoekig, onbevallig, verbergt alle de natuurlijke schoonheden voor het
oog, en fielt in derzelver plaats flegts roode, zwarte, geele en bonte koleuren. Wij kunnen daarom ia
eenige Bijzonderheden omtrent dezelve treden, zonder gevaar te loopen om aan de heerschende mode
eenige inbreuk te doen. Het hair in veele snoeren te zamen gevlochten en boven het hoofd vereenigd,
is geheel door eene muts bedekt, langs welke, tot vaste 11 uiting, van onderen eene zijde band gelegd is.;
over de muts zelve ligt de ftijve, gladde zondoek, zodanig geplooid , dat *er twee gelijke punten , op de
wijze van een Splitsvaan , agter het hoofd uitfteken. De top van ’ t kapfel is bij jonge dogters plat, doch
bij gehuwde vrouwen fteekt boven hetzelve eene vooroverliggende en bijna ovaalronde verhevenheid , van
ftijf papier gemaakt, met rood laken bekleed en vervolgensmet kamerriksche doek overtrokken; zulks is
bet algemeen gebruik te Molkwerum , Condum, Warns, Hindelopen, enz. want, is op eene van die plaatsen
eene.. jonge ,.dogter, *boe .zagt, ..hoe buigzaam.ook van aard, éénmaal in het huwelijk getreden, dan verheft
zig haar hoofd, en baar - horizontaal kapsel neemt eene bijna venikaale richting. Om den hals dragen zij
,een - zwart zijde kraagje,. uitmaakende den halsboord van ’ t hembd ; aan dit kraagje is een breede borstlap-
vast gehegt, die zig over den, hals en boezem als een (voor ’ t.oog) ondoordringbaar harnas uitbreidt, en
onder den boezem eindigt. De huislijke kleding dier Friesche vrouwen beftaat verder in eene soort vaa
borsthèmbd, met -fliiweele armboorden, welke , met een gedeelte der mouwen, door gebreide halve mouwen,
zindelijkheids halve,, bedekt,zijn ; ,over ,dit borsthèmbd.zit ’er .een tweede, . zwart, zonder mouwen,, tenaauw
om te worden toegemaakt, maar met een smalle band van eene schitterende koleur van v.ooren digt en ftijf
onder den boezem geregen. Het .beneden gedeelte is met een’ rok van zwart laken bedekt zonder open in-
gen aan de zijden, en onder met een’ Jluweelen rand omzoomd; over den -zwarten rok, eindelijk, hangt
een blaaiiw wolle voorschoot. 'Ziedaar hoofdzakelijk de kleding van de vrouw in de prikslede gezeten.
Wat de jonge dogter betreft, die naast haar staande zig tot .schaatsen rijden vaardig maakt (eene oefening,
waarin de,Friesche vrouwen eene bijzondere .snelheid en vaardigheid betoonen) deze komt hier voor
in air den zwier van heur zondags kleed, hier in bestaande, dat z ij, behalve de, kleding door ons beschreven
, en waarvan alle de deelen bij haar van de fijnste stof zijn, nog een* langen overrok,.,. bjj
baar vink genaamd, ,van keurig chits, met een’ passement rand belegd,, aangetrokkén heeft.